Frans A1 module 3: Au jour le jour (Dag tot dag)

Dit is leermodule 3 van 6 van ons Franse A1-curriculum. Elke leermodule bevat 6 tot 8 hoofdstukken.

Leerdoelen:

  • Parle de tes activités quotidiennes. (Praat over je dagelijkse activiteiten.)
  • Poser des questions de base. (Basisvragen stellen.)
  • Faire les courses et acheter. (Winkelen en kopen.)

Lessen (8)

A1:15 Nourriture quotidienne (Dagelijks eten)

Leerdoelen

  • Nommez les aliments que nous consommons quotidiennement. (Noem het voedsel dat we dagelijks consumeren.)
  • Dis ce que tu manges et bois. (Vertel wat je eet en drinkt.)
  • Le présent de l'indicatif des verbes en -ir: 2ème groupe (De tegenwoordige tijd van de werkwoorden op -ir: 2de groep)

A1:16 Routine quotidienne (Dagelijkse routines)

Leerdoelen

  • Parle de ta routine quotidienne. (Praat over je dagelijkse routine.)
  • Parler des habitudes. (Praat over gewoontes.)
  • Les pronoms réflexifs (De wederkerende voornaamwoorden)
  • Les adverbes de fréquence: "Toujours, Jamais, Souvent, Rarement" (De bijwoorden van frequentie: "Toujours, Jamais, Souvent, Rarement")

A1:17 Cuisine et pâtisserie (Koken en bakken)

Leerdoelen

  • Ingrédients de base pour cuisiner (Basisingrediënten voor koken)
  • Exprimer les obligations (Verplichtingen uitdrukken)
  • Les verbes modaux : "Devoir, Falloir, Pouvoir, Vouloir" (De modale werkwoorden: "Devoir, Falloir, Pouvoir, Vouloir")

A1:18 Demander des choses (Dingen vragen)

Leerdoelen

  • Poser et répondre aux questions. (Stel en beantwoord vragen.)
  • Apprenez les mots interrogatifs. (Leer de vraagwoorden.)
  • Les adverbes interrogatifs: "Où", "Pourquoi", "Combien", etc... (De vraagbijwoorden: "Où", "Pourquoi", "Combien", etc...)

A1:19 Prix et argent (Prijzen en geld)

Leerdoelen

  • Parlez de l'argent, des devises et des méthodes de paiement. (Praat over geld, valuta's en betaalmethoden.)
  • Demander et dire le prix dans un magasin. (Vraag naar en zeg de prijs in een winkel.)
  • Les adverbes de quantité et d'intensité: "Bien", "Beaucoup", etc... (De bijwoorden van hoeveelheid en intensiteit: "Bien", "Beaucoup", enzovoort...)

A1:20 Faire les courses (Boodschappen doen)

Leerdoelen

  • Rédigez une liste de courses pour les aliments et boissons quotidiens. (Maak een boodschappenlijst voor dagelijkse voeding en drankjes.)
  • Demandez à un vendeur au sujet d'un produit dans le supermarché. (Vraag een winkelmedewerker naar een product in de supermarkt.)
  • Les articles partitifs: "Du, De l', De la" (De partitieven: "Du, De l', De la")
  • Les articles contractés : "Au, Aux, Du, Des" (De gecontracteerde lidwoorden : "Au, Aux, Du, Des")

A1:21 Au magasin de vêtements (In de kledingwinkel)

Leerdoelen

  • Décrivez les vêtements de tous les jours. (Beschrijf alledaagse kleding.)
  • Demander la disponibilité dans un magasin de vêtements. (Vraag naar beschikbaarheid in een kledingwinkel.)
  • Demandez votre taille. (Vraag om uw maat.)
  • Les pronoms compléments directs (de directe voornaamwoorden als lijdend voorwerp)
  • Les pronoms compléments indirects (de indirecte voornaamwoorden)

A1:22 Parties du corps (Lichaamsdelen)

Leerdoelen

  • Apprenez à connaître les parties principales du corps. (Leer de basis lichaamsdelen kennen.)
  • Phrases de base pour décrire votre santé. (Basiszinnen om uw gezondheid te beschrijven.)
  • Le pluriel des noms (Het meervoud van zelfstandig naamwoorden)