Leer de basiswoorden voor lichaamsdelen in het Frans, zoals delen van het gezicht en de ledematen. Oefen met zinnen om pijn te beschrijven en praktische dialogen bij de dokter, apotheek en sportschool. Begrijp de verschillen met het Nederlands in het aangeven van pijn en het gebruik van bezittelijke voornaamwoorden.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (22) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Sorteer deze woorden volgens of ze een zichtbaar deel van het gezicht of een deel van een ledemaat aanduiden.
Parties du corps du visage
Parties du corps des membres
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Le corps
Het lichaam
2
La main
De hand
3
La langue
De tong
4
Respirer
Ademen
5
La dent
De tand
Exercice 5: Exercice de conversation
Instruction:
- Nommez les parties du corps. (Noem de lichaamsdelen.)
- Décrivez où vous avez mal. (Beschrijf waar het pijn doet.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Je ____ doucement mon nez pour sentir s'il y a quelque chose.
(Ik ____ zachtjes mijn neus aan om te voelen of er iets is.)2. Tu ____ tes joues quand tu réfléchis.
(Jij ____ je wangen aan als je nadenkt.)3. Il ____ souvent ses yeux pour vérifier qu'ils ne sont pas fatigués.
(Hij ____ vaak zijn ogen aan om te controleren of ze niet moe zijn.)4. Nous ____ nos jambes pour voir si elles sont propres après la promenade.
(Wij ____ onze benen aan om te zien of ze schoon zijn na de wandeling.)Oefening 8: Een bezoek aan de dokter
Instructie:
Werkwoordschema's
Toucher - Aanraken
Présent
- je touche
- tu touches
- il/elle/on touche
- nous touchons
- vous touchez
- ils/elles touchent
Savoir - Weten
Présent
- je sais
- tu sais
- il/elle/on sait
- nous savons
- vous savez
- ils/elles savent
Oefening 9: Le pluriel des noms
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: De meervoudsvorm van zelfstandige naamwoorden
Toon vertaling Toon antwoordenLes yeux, Les joues, Les jambes, Les bouches, Les oreilles, Les doigts, Les lèvres, Les pieds
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Toucher aanraken Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') touche | ik raak |
(tu) touches | jij raakt aan |
(il/elle/on) touche | hij/zij/men raakt aan |
(nous) touchons | wij raken aan |
(vous) touchez | u raakt aan |
(ils/elles) touchent | zij raken aan |
Savoir weten Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') je sais / j'sais | ik weet |
tu sais | jij weet |
(il/elle/on) il sait / elle sait / on sait | hij weet/zij weet/men weet |
nous savons | wij weten |
vous savez | u weet |
(ils/elles) ils savent / elles savent | zij weten |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Inleiding: Lichaamsdelen in het Frans
In deze les leer je de basisprincipes van lichaamsdelen benoemen in het Frans op A1-niveau. Je zult vertrouwd raken met belangrijke woorden die je kunt gebruiken om delen van het gezicht en de ledematen te beschrijven. Bijvoorbeeld: le bras (de arm), la bouche (de mond), les yeux (de ogen), en la jambe (het been). Deze termen zijn essentieel voor dagelijkse gesprekken, vooral in situaties zoals de apotheek, bij de dokter of in de sportschool.
Belangrijke woordclusters
We onderscheiden lichaamsdelen die zichtbaar zijn in het gezicht, zoals l'œil (het oog), le nez (de neus) en la dent (de tand), en lichaamsdelen van de ledematen, zoals la main (de hand), le pied (de voet) en le bras (de arm). Het begrijpen van deze indeling helpt bij het overzichtelijk leren en gebruiken van het vocabulaire.
Zinnen en dialogen
Je oefent met praktische zinnen om pijnklachten te beschrijven, zoals: J'ai mal au bras quand je plie le coude. (Ik heb pijn in mijn arm als ik mijn elleboog buig.) Daarnaast vind je dialogues die je helpen te oefenen in situaties bij de dokter, apotheek en sportschool.
Werkwoorden en grammatica
Deze les bevat ook oefeningen met het werkwoord toucher (aanraken) en zijn vervoegingen, bijvoorbeeld je touche of nous touchons. Ook komt het werkwoord savoir (weten) aan bod in eenvoudige verhalen, wat helpt om je spreekvaardigheid te verbeteren.
Verschillen tussen Nederlands en Frans
In het Frans is het gebruikelijk om pijn aan te geven met de constructie "avoir mal à + bepaald lidwoord + lichaamsdeel" (J'ai mal à la tête = Ik heb hoofdpijn). In het Nederlands zeggen we meestal "Ik heb pijn in mijn hoofd." Verder is het Franse bezittelijk voornaamwoord bij lichaamsdelen vaak niet nodig, terwijl het in het Nederlands vaak gebruikt wordt (mes mains = mijn handen). Een handige uitdrukking is "ouvrir la bouche" (de mond openen), wat letterlijk hetzelfde betekent als in het Nederlands.