Savoir (weten) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Savoir (weten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Savoir - Vervoeging van weten in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Present, indicatif).

Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Savoir (weten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leerplan: Franse les - Alimentation et habitudes saines (Gezonde voeding en gewoontes)

Vervoeging van weten in de tegenwoordige tijd

Frans Nederlands
(je/j') sais ik weet
(tu) sais jij weet
(il/elle/on) sait hij/zij/men weet
(nous) savons wij weten
(vous) savez u weet
(ils/elles) savent zij weten

Voorbeeldzinnen

Frans Nederlands
Je sais où toucher mon bras. Ik weet waar ik mijn arm moet aanraken.
Tu sais plier la jambe facilement. Je weet makkelijk je been te buigen.
Il sait bien respirer calmement. Hij weet goed rustig te ademen.
Nous savons nommer les parties du corps. We kunnen de lichaamsdelen benoemen.
Vous savez toucher le front et la tête. Je weet het voorhoofd en het hoofd aan te raken.
Ils savent qu’on a deux oreilles. Ze weten dat we twee oren hebben.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

savez, sait, sais, savons, savent

1.
Je ... où toucher mon bras.
(Ik weet waar ik mijn arm moet aanraken.)
2.
Tu ... plier la jambe facilement.
(Je weet makkelijk je been te buigen.)
3.
Nous ... nommer les parties du corps.
(We kunnen de lichaamsdelen benoemen.)
4.
Il ... bien respirer calmement.
(Hij weet goed rustig te ademen.)
5.
Vous ... toucher le front et la tête.
(Je weet het voorhoofd en het hoofd aan te raken.)
6.
Ils ... qu’on a deux oreilles.
(Ze weten dat we twee oren hebben.)