A1.23: Fysiek en uiterlijk

Apparence physique

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (19)

 Beau: knap (French)

Beau

Show

Knap Show

 Grand: Groot (French)

Grand

Show

Groot Show

 Gros : dik (French)

Gros

Show

Dik Show

 Mince: slank (French)

Mince

Show

Slank Show

 Châtain: kastanjebruin (French)

Châtain

Show

Kastanjebruin Show

 Blond: blond (French)

Blond

Show

Blond Show

 Roux: roestbruin (French)

Roux

Show

Roestbruin Show

 Chauve: kaal (French)

Chauve

Show

Kaal Show

 Joli: mooi (French)

Joli

Show

Mooi Show

 Petit: klein (French)

Petit

Show

Klein Show

 Ressembler (lijken op) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ressembler

Show

Lijken op Show

 Mettre (zetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Mettre

Show

Zetten Show

 Changer (veranderen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Changer

Show

Veranderen Show

 La moustache: de snor (French)

La moustache

Show

De snor Show

 La barbe: de baard (French)

La barbe

Show

De baard Show

 Les boucles: De krullen (French)

Les boucles

Show

De krullen Show

 Raide: steil (French)

Raide

Show

Steil Show

 Court: kort (French)

Court

Show

Kort Show

 Long: Lang (French)

Long

Show

Lang Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Décrivez les personnes et les animaux sur les images. (Beschrijf de mensen en dieren op de foto's.)
  2. Décrivez la personne assise à côté de vous. (Beschrijf de persoon die naast je zit.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

La première femme a les cheveux blonds et courts.

De eerste vrouw heeft kort blond haar.

Il a les cheveux noirs et courts. Il se rase.

Hij heeft kort zwart haar. Hij scheert zich.

Le chien est très grand et mince.

De hond is erg lang en dun.

Claire est grande et a de longs cheveux blonds.

Claire is lang en heeft lang blond haar.

Il a les cheveux courts et foncés.

Hij heeft kort donker haar.

Il est très grand.

Hij is erg lang.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Grand


Groot

2

Gros


Dik

3

Mettre


Zetten

4

Changer


Veranderen

5

Blond


Blond

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
courts. | les cheveux | Il a | blonds et
Il a les cheveux blonds et courts.
(Hij heeft blond en kort haar.)
2.
porte | Elle | robe. | une | jolie
Elle porte une jolie robe.
(Ze draagt een mooie jurk.)
3.
grand | est | et | mince. | Mon | père
Mon père est grand et mince.
(Mijn vader is lang en slank.)
4.
nouvelle ici. | moustache est | La femme | avec la
La femme avec la moustache est nouvelle ici.
(De vrouw met de snor is hier nieuw.)
5.
parc. | dans le | Les enfants | roux jouent
Les enfants roux jouent dans le parc.
(De rossige kinderen spelen in het park.)
6.
sœur, elle | cheveux châtains. | a les | à ta | Tu ressembles
Tu ressembles à ta sœur, elle a les cheveux châtains.
(Je lijkt op je zus, ze heeft kastanjebruin haar.)

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Il est grand et il a les cheveux blonds. (Hij is lang en heeft blond haar.)
Elle a une jolie moustache rousse. (Ze heeft een mooie roodbruine snor.)
Mon oncle est chauve depuis longtemps. (Mijn oom is al lang kaal.)
Cette femme porte une robe bleue neuve. (Deze vrouw draagt een nieuwe blauwe jurk.)

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Groeper de woorden op basis van of ze het fysieke uiterlijk beschrijven of delen van het gezicht aanduiden.

Adjectifs pour décrire l'apparence physique

Parties du visage et traits caractéristiques

Oefening 7: Adjectifs: Accord et place

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Adjectieven: Overeenstemming en plaats

Toon vertaling Toon antwoorden

petits, grand, nouvelle, blond, rousses, vieilles, châtains, anciens

1. Nouvelle/Nouvelles:
Elle porte une ... veste.
(Ze draagt een nieuw jasje.)
2. Châtain/Châtains:
Il a les cheveux ....
(Hij heeft kastanjebruin haar.)
3. Ancien/Anciens:
Des ... livres sont intéressants.
(Oude boeken zijn interessant.)
4. Rousse/Rousses:
Elles sont ....
(Ze zijn roodharig.)
5. Grand/Grands:
C'est un ... homme.
(Hij is een grote man.)
6. Vielle/Vielles:
Nous avons des ... chaises.
(We hebben oude stoelen.)
7. Blond/Blonds:
Il est ....
(Hij is blond.)
8. Petit/Petits:
Ce sont de ... chiens.
(Het zijn kleine honden.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.23.2 Grammaire

Adjectifs: Accord et place

Adjectieven: Overeenstemming en plaats


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Ressembler lijken op

present

Frans Nederlands
(je/j') ressemble ik lijk op
(tu) ressembles jij lijkt op
(il/elle/on) ressemble hij/zij/men lijkt op
(nous) ressemblons wij lijken op
(vous) ressembles jij lijkt op / u lijkt op
(ils/elles) ressemblent zij lijken op

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Changer veranderen

present

Frans Nederlands
(je/j') change ik verander
(tu) changes jij verandert
(il/elle/on) change hij/zij/men verandert
(nous) changeons wij veranderen
(vous) changez jullie veranderen
(ils/elles) changent zij veranderen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Croire geloven

present

Frans Nederlands
(je/j') je crois / j’ ik geloof
tu crois jij gelooft
(il/elle/on) il croit / elle croit / on croit hij gelooft / zij gelooft / men gelooft
nous croyons wij geloven
vous croyez jullie geloven
(ils/elles) ils croient / elles croient (zij) zij geloven

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏