Ressembler (lijken op) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Ressembler (lijken op) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ressembler - Vertaling laden... (Present, indicatif).

Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Ressembler (lijken op) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leerplan: Franse les - Apparence physique (Fysiek en uiterlijk)

Vertaling laden...

Frans Nederlands
(je/j') ressemble ik lijk op
(tu) ressembles jij lijkt op
(il/elle/on) ressemble hij/zij/men lijkt op
(nous) ressemblons wij lijken op
(vous) ressembles/ressez jij lijkt op/jullie lijken op
(ils/elles) ressembles/ressez zij lijken op

Voorbeeldzinnen

Frans Nederlands
Je ressemble à mon père blond. Ik lijk op mijn blonde vader.
Tu ressembles à une grande fille. Je lijkt op een groot meisje.
Elle ressemble à une jolie voisine. Ze lijkt op een leuke buurvrouw.
Nous ressemblons à des amis châtains. Wij lijken op kastanjebruine vrienden.
Vous ressemblez au vendeur joli. Je lijkt op de mooie verkoper.
Ils ressemblent à des clients gros. Ze lijken op grote klanten.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

ressemblons, ressemble, ressembles

1.
Je ... à mon père blond.
(Ik lijk op mijn blonde vader.)
2.
Tu ... à une grande fille.
(Je lijkt op een groot meisje.)
3.
Elle ... à une jolie voisine.
(Ze lijkt op een leuke buurvrouw.)
4.
Nous ... à des amis châtains.
(Wij lijken op kastanjebruine vrienden.)