- Het bijvoeglijk naamwoord kan aan de rechter- of linkerkant van het zelfstandig naamwoord staan dat het begeleidt, of het kan gescheiden zijn van het zelfstandig naamwoord door andere elementen.
Singulier | Pluriel | |
---|---|---|
Adjectifs indéfinis | Un grand homme | Des grands hommes |
Une grande femme | Des grandes femmes | |
Adjectifs définis (bepaalde bijvoeglijke naamwoorden) | La fille est petite (Het meisje is klein) | Les filles sont petites (De meisjes zijn klein) |
Le chien est petit (De hond is klein) | Les chiens sont petits (De honden zijn klein) |
Oefening 1: Adjectifs: Accord et place
Instructie: Vul het juiste woord in.
petits, grand, nouvelle, blond, rousses, vieilles, châtains, anciens
1.
Nouvelle/Nouvelles:
Elle porte une ... veste.
(Ze draagt een nieuw jasje.)
2.
Châtain/Châtains:
Il a les cheveux ....
(Hij heeft kastanjebruin haar.)
3.
Ancien/Anciens:
Des ... livres sont intéressants.
(Oude boeken zijn interessant.)
4.
Rousse/Rousses:
Elles sont ....
(Zij zijn roodharig.)
5.
Grand/Grands:
C'est un ... homme.
(Hij is een grote man.)
6.
Vielle/Vielles:
Nous avons des ... chaises.
(We hebben oude stoelen.)
7.
Blond/Blonds:
Il est ....
(Hij is blond.)
8.
Petit/Petits:
Ce sont de ... chiens.
(Het zijn kleine honden.)
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
anciens
oude
2
rousses
rossig
3
châtains
kastanjebruin
4
blond
blond