Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio met vertalingen

  1. Het bijvoeglijk naamwoord kan aan de rechter- of linkerkant van het zelfstandig naamwoord staan dat het begeleidt, of het kan gescheiden zijn van het zelfstandig naamwoord door andere elementen.
SingulierPluriel
Adjectifs indéfinis Un grand hommeDes grands hommes
Une grande femmeDes grandes femmes
Adjectifs définis (bepaalde bijvoeglijke naamwoorden)La fille est petite  (Het meisje is klein)Les filles sont petites  (De meisjes zijn klein)
Le chien est petit  (De hond is klein)Les chiens sont petits (De honden zijn klein)

Oefening 1: Adjectifs: Accord et place

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

petits, grand, nouvelle, blond, rousses, vieilles, châtains, anciens

1. Nouvelle/Nouvelles:
Elle porte une ... veste.
(Ze draagt een nieuw jasje.)
2. Châtain/Châtains:
Il a les cheveux ....
(Hij heeft kastanjebruin haar.)
3. Ancien/Anciens:
Des ... livres sont intéressants.
(Oude boeken zijn interessant.)
4. Rousse/Rousses:
Elles sont ....
(Zij zijn roodharig.)
5. Grand/Grands:
C'est un ... homme.
(Hij is een grote man.)
6. Vielle/Vielles:
Nous avons des ... chaises.
(We hebben oude stoelen.)
7. Blond/Blonds:
Il est ....
(Hij is blond.)
8. Petit/Petits:
Ce sont de ... chiens.
(Het zijn kleine honden.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

anciens


oude

2

rousses


rossig

3

châtains


kastanjebruin

4

blond


blond