Frans A1 module 3: Au jour le jour (Dag tot dag)

Dit is leermodule 3 van 6 van ons Franse A1-curriculum. Elke leermodule bevat 6 tot 8 hoofdstukken.

Leerdoelen:

  • Parle de tes activités quotidiennes. (Praat over je dagelijkse activiteiten.)
  • Poser des questions de base. (Basisvragen stellen.)
  • Faire les courses et acheter. (Winkelen en kopen.)

Woordenlijst (221)

Kernwoordenschat (134): Werkwoorden: 31, Bijvoeglijke naamwoorden: 2, Bijwoorden: 5, Artikelen: 1, Zelfstandige naamwoorden: 82, Voornaamwoorden: 2, Zinnen / woordcombinatie: 11
Contextwoordenschat: 91

Frans Nederlands
Acheter Kopen
Acheté Heb je gekocht
Argent Geld
Assez Genoeg
Au Bij
Au jour le jour Van dag tot dag
Aux Naar de
Avoir du temps Tijd hebben
Beaucoup Veel
Bien Goed
Billets Kaartjes
Boire Drinken
Boucherie Slagerij
Boulangerie Bakkerij
Budget Budget
C'est cher ! Het is duur!
C'est très cher Het is erg duur
Ce n'est pas cher ! Het is niet duur!
Cher Duur
Choisir Kiezen
Choisis Kies
Choisissent Zij kiezen
Choisit Kiest
Combien Hoeveel
Combien ? Hoeveel?
Comment Hoe
Comment ? Hoe?
Comparer Vergelijk
Coûte Kost
Coûter Kosten
Cuisiner Koken
De l' Van het
De la Van de
Demande Vraag
Demander Vragen
Des Van
Devoirs Huiswerk
Devons Moeten
Dois Moet
Doivent Moeten
Dormir Slapen
Du Van de
Débarrassons Ruimen op
Dîner Diner
En espèce Contant
Essayer Passen
Essayes Probeer
Euros Euro
Faire les courses Boodschappen doen
Faire les magasins Winkelen
Fait maison Zelfgemaakt
Faut Moet
Finis Ik ben klaar
Finissent Ze maken af
Finissez Jullie maken af
Finissons Wij maken af
Finit Maakt
Fromage Kaas
Jamais Nooit
Jean Spijkerbroek
Jouons Wij spelen
Journalier Dagelijks
L' horaire Het rooster
L'ail Knoflook
L'argent Het geld
L'eau Het water
L'euro De euro
L'huile De olie
L'ingrédient Het ingrediënt
L'oignon De ui
L'oreille Het oor
L'épicerie De kruidenierswinkel
L'épicier De kruidenier
L'œil Het oog
La Ik neem hem als het mijn maat is.
La bouche De mond
La carte bancaire De bankpas
La chemise Het overhemd
La cuisine De keuken
La dent De tand
La farine De bloem
La jambe Het been
La jupe De rok
La langue De tong
La liste de course De boodschappenlijst
La main De hand
La monnaie Het geld
La pièce Het biljet
La pomme de terre De aardappel
La question De vraag
La recette Het recept
La tête Het hoofd
La veste Het jasje
La viande Het vlees
Le Zij draagt het om naar het werk te gaan.
Le beurre De boter
Le billet Het biljet
Le bras De arm
Le bœuf Het rundvlees
Le café De koffie
Le centre commercial Het winkelcentrum
Le chapeau De hoed
Le corps Het lichaam
Le cœur Het hart
Le diner Het diner
Le doigt De vinger
Le dos De rug
Le déjeuner De lunch
Le fromage De kaas
Le fruit Het fruit
Le jean De spijkerbroek
Le jus Het sap
Le jus de fruit Het vruchtensap
Le légume De groente
Le manteau De jas
Le marché De markt
Le nez De neus
Le pain Het brood
Le pantalon De broek
Le petit-déjeuner Het ontbijt
Le pied De voet
Le poisson De vis
Le poivre De peper
Le poulet De kip
Le prix De prijs
Le quotidien Het dagelijks leven
Le repas De maaltijd
Le riz De rijst
Le sac à main De handtas
Le sel Het zout
Le sucre De suiker
Le supermarché De supermarkt
Le ventre De buik
Le visage Het gezicht
Le vêtement Het kledingstuk
Le yaourt De yoghurt
Les Ze
Les biscuits De koekjes
Les bottes De laarzen
Les bouches De monden
Les chaussettes De sokken
Les chaussures De schoenen
Les cheveux Het haar
Les courses De boodschappen
Les doigts De vingers
Les gants De handschoenen
Les jambes De benen
Les joues De wangen
Les lunettes De bril
Les lèvres De lippen
Les oreilles De oren
Les pieds De voeten
Les pâtes De pasta
Les sourcils De wenkbrauwen
Les yeux De ogen
Les épices De specerijen
Leur Hen
Lis Ik lees
Lui Hem
M'habille Ik kleed me aan
Magasin Winkel
Manger Eten
Manteau Jas
Me Me
Me coiffe Kam mezelf
Me couche Ik ga naar bed
Me douche Me douchen
Me réveille Word wakker
Mélanger Mengen
Nous Wij
Waar
Où ? Waar?
Pantalons Broeken
Par carte Per kaart
Payer Betalen
Peu Weinig
Peux Kan
Plier Vouwen
Pommes de terre Aardappelen
Porter Dragen
Pourquoi Waarom
Pourquoi ? Waarom?
Pouvez Kunt
Pouvons We kunnen
Prendre Nemen
Promène Ik wandel
Quand Wanneer
Quand ? Wanneer?
Quel ? Welke?
Questionner Ondervragen
Questions Vragen
Qui Wie
Qui ? Wie?
Quoi ? Wat?
Range Na het eten ruim ik het huis op, stofzuig ik en was ik de ramen.
Rarement Zelden
Rentrer Terugkeren
Respirer Ademen
Répondre Antwoorden
Rêver Dromen
S'habiller Kleden
Se Zich
Se baigner Zwemmen
Se coiffer Zich kammen
Se coucher Gaan slapen
Se doucher Douchen
Se laver Zich wassen
Se reveiller Zich wakker worden
Souvent Vaak
Te Was je je met warm of koud water?
Toucher Aanraken
Toujours Altijd
Vendre Verkopen
Veulent Willen
Veut Wil
Vouloir Willen
Vous U
Vêtements Kleding
Yaourts Yoghurt
Ça coûte 20 euros Het kost 20 euro
Épicerie Kruidenierswinkel