Frans A1 module 6: La ville et le village (De stad en het dorp)

Dit is leermodule 6 van 6 van ons Franse A1-programma. Elke leermodule bevat 6 tot 8 hoofdstukken.

Leerdoelen:

  • Parler des situations quotidiennes les plus courantes dans une ville. (Bespreek de meest voorkomende dagelijkse situaties in een stad.)
  • Demander et donner des indications. (Vragen en geven van richtingen.)
  • Transport et navigation. (Vervoer en navigatie.)

Lessen (8)

A1:38 Services quotidiens (Dagelijkse diensten)

Leerdoelen

  • Décrire l'emplacement des services sur une carte. (Beschrijf de locatie van diensten op een kaart.)
  • Demandez les horaires d'ouverture d'un certain service. (Vraag naar de openingstijden van een bepaalde dienst.)
  • Les verbes irréguliers : "Faire", "Prendre", "Dire" (De onregelmatige werkwoorden: "Faire", "Prendre", "Dire")

A1:39 Commander de la nourriture et dîner au restaurant (Eten bestellen en uit eten gaan)

Leerdoelen

  • Demander de la nourriture du menu. (Vraag naar eten van het menu.)
  • Réserver une table dans un restaurant. (Reserveer een tafel in een restaurant.)
  • Le participe passé (het voltooid deelwoord)

A1:40 Sports et exercice (Sport en beweging)

Leerdoelen

  • Apprenez les sports (Leer de sporten)
  • Parlez des sports que vous pratiquez (Praat over de sporten die je beoefent)
  • Le passé composé avec "avoir" et "être" (De passé composé met "avoir" en "être")

A1:41 Décrire les loisirs (Hobby's beschrijven)

Leerdoelen

  • Parlez de vos passe-temps (Praat over je hobby's)
  • Décrivez les activités que vous aimez (Beschrijf activiteiten die je leuk vindt)
  • "Faire de", "Jouer à", "Jouer du" + article défini ("Faire de", "Jouer à", "Jouer du" + bepaald lidwoord)

A1:42 Transport (Transport)

Leerdoelen

  • Décrivez les différents types de transports. (Beschrijf de verschillende soorten vervoer.)
  • Acheter un billet de transport. (Koop een vervoerbewijs.)
  • Décrivez le transport entre les lieux. (Beschrijf het vervoer tussen plaatsen.)
  • Indiquer un moment précis (Een specifiek moment aangeven)

A1:43 Demander et donner des directions (Routebeschrijving vragen en geven)

Leerdoelen

  • Demander des directions dans une ville (Vraag om de weg in een stad)
  • Donner des directions à un étranger (Aan een vreemde de weg wijzen)
  • Demander l'existence d'un bâtiment ou d'un service. (Vraag naar het bestaan van een gebouw of dienst.)
  • Expression des moments (Uitdrukking van momenten)

A1:44 Sortie du vendredi soir (Vrijdagavond uit)

Leerdoelen

  • Faites des plans avec vos amis pour le vendredi soir. (Maak plannen met je vrienden voor vrijdagavond.)
  • Inviter quelqu'un à un événement. (Iemand uitnodigen voor een evenement.)
  • La voix passive (de lijdende vorm)

A1:45 Musique et art (Muziek en kunst)

Leerdoelen

  • Parlez des événements culturels dans la ville. (Praat over culturele evenementen in de stad.)
  • Allez au musée, à une exposition, à un concert,... (Ga naar het museum, een expositie, een muziekstuk...)
  • Le discours indirect : Il dit que... (De indirecte rede : Il dit que...)