Woordenschat (14)

 Le musée: het museum (French)

Elle dit qu'elle visitera le musée demain avec ses amis.

Show

Ze zegt dat ze morgen het museum zal bezoeken met haar vrienden. Show

Le musée

Show

Het museum Show

 Le piano: de piano (French)

Elle dit qu'elle joue du piano au concert ce soir.

Show

Ze zegt dat ze vanavond piano speelt op het concert. Show

Le piano

Show

De piano Show

 La guitare: de gitaar (French)

Il dit qu'elle joue de la guitare lors du concert en ville.

Show

Hij zegt dat ze gitaar speelt tijdens het concert in de stad. Show

La guitare

Show

De gitaar Show

 Le chanteur: de zanger (French)

Il dit que le chanteur sera au théâtre ce soir.

Show

Hij zegt dat de zanger vanavond in het theater zal zijn. Show

Le chanteur

Show

De zanger Show

 Le musicien: De muzikant (French)

Le musicien dit qu'il joue du violon au musée demain.

Show

De muzikant zegt dat hij morgen viool speelt in het museum. Show

Le musicien

Show

De muzikant Show

 Le violon: de viool (French)

Il dit qu'il entend le violon au festival de musique ce soir.

Show

Hij zegt dat hij vanavond de viool hoort op het muziekfestival. Show

Le violon

Show

De viool Show

 L'art: De kunst (French)

Elle dit qu'elle adore l'art moderne au musée ce soir.

Show

Ze zegt dat ze van moderne kunst in het museum vanavond houdt. Show

L'art

Show

De kunst Show

 Une œuvre: Een werk (French)

Elle dit que l'œuvre exposée au musée est très intéressante.

Show

Ze zegt dat het kunstwerk dat in het museum wordt tentoongesteld erg interessant is. Show

Une œuvre

Show

Een werk Show

 Le tableau: De tabel (French)

Il dit que le tableau dans le musée est très intéressant.

Show

Hij zegt dat het schilderij in het museum heel interessant is. Show

Le tableau

Show

De tabel Show

 Arriver (aankomen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Il arrive avant le spectacle de piano.

Show

Hij komt aan vóór het pianoconcert. Show

Arriver

Show

Aankomen Show

 Partir (vertrekken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Il part jouer du piano après le spectacle.

Show

Hij gaat piano spelen na de voorstelling. Show

Partir

Show

Vertrekken Show

 Chanter une chanson: Een lied zingen (French)

Elle dit que le chanteur va chanter une chanson au musée demain.

Show

Ze zegt dat de zanger morgen een lied zal zingen in het museum. Show

Chanter une chanson

Show

Een lied zingen Show

 Jouer d'un instrument: een instrument bespelen (French)

Elle dit qu'elle aime jouer du violon au concert ce soir.

Show

Ze zegt dat ze vanavond graag viool speelt tijdens het concert. Show

Jouer d'un instrument

Show

Een instrument bespelen Show

 Joue d'un instrument: het bespelen van een instrument (French)

Elle dit qu'il joue de la guitare pendant le spectacle en ville.

Show

Ze zegt dat hij gitaar speelt tijdens de voorstelling in de stad. Show

Joue d'un instrument

Show

Het bespelen van een instrument Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Décrivez les activités dans les images. (Beschrijf de activiteiten op de foto's.)
  2. Parlez de votre art et musique préférés. (Praat over je favoriete kunst en muziek.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Il y a deux garçons qui regardent la télévision.

Er zijn twee jongens die televisie kijken.

Vous pouvez voir un artiste travailler sur un projet artistique.

Je kunt een kunstenaar aan een kunstproject zien werken.

J'aime l'exposition de Picasso.

Ik houd van de tentoonstelling van Picasso.

À quelle heure commence le concert ?

Hoe laat begint het concert?

Je vais à une exposition sur l'art moderne.

Ik ga naar een tentoonstelling over moderne kunst.

J'aime le rock, mais j'apprécie aussi un concert de jazz.

Ik houd van rock, maar ik geniet ook van een jazzconcert.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Partir


Vertrekken

2

Joue d'un instrument


Het bespelen van een instrument

3

Arriver


Aankomen

4

L'art


De kunst

5

La guitare


De gitaar

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling
1.
de musique | Il dit | le violon | au festival | ce soir. | quil entend
Il dit qu'il entend le violon au festival de musique ce soir.
(Hij zegt dat hij vanavond de viool hoort op het muziekfestival.)
2.
ses amis. | le musée | quelle visitera | Elle dit | demain avec
Elle dit qu'elle visitera le musée demain avec ses amis.
(Ze zegt dat ze morgen het museum zal bezoeken met haar vrienden.)
3.
musée demain. | Le musicien | dit quil | violon au | joue du
Le musicien dit qu'il joue du violon au musée demain.
(De muzikant zegt dat hij morgen viool speelt in het museum.)
4.
soir. | Elle dit | violon au | jouer du | quelle aime | concert ce
Elle dit qu'elle aime jouer du violon au concert ce soir.
(Ze zegt dat ze vanavond graag viool speelt tijdens het concert.)
5.
le spectacle | quil joue | en ville. | de la | guitare pendant | Elle dit
Elle dit qu'il joue de la guitare pendant le spectacle en ville.
(Ze zegt dat hij gitaar speelt tijdens de voorstelling in de stad.)
6.
musée ce | matin. | Je suis | arrivé au
Je suis arrivé au musée ce matin.
(Ik ben vanmorgen in het museum aangekomen.)
7.
très intéressante. | que lœuvre | exposée au | musée est | Elle dit
Elle dit que l'œuvre exposée au musée est très intéressante.
(Ze zegt dat het kunstwerk dat in het museum wordt tentoongesteld erg interessant is.)

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Toon vertaling
Il dit que la musique est importante pour la culture dans la ville.
Nous avons visité le musée hier et nous avons vu de beaux tableaux.
Le musicien joue du violon pendant le concert ce soir.
Elle dit qu'elle va chanter une chanson à l'exposition d'art demain.

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Rangschik de woorden in twee categorieën: degene die je op een concert kunt vinden en degene die je in een museum kunt zien.

Au concert

Au musée

Oefening 7: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

visité, vous avez visité, a, nous avons visité, ils, ont, j'ai visité, tu as visité, on

1.
... l'exposition de tableaux lundi.
(U hebt de schilderijententoonstelling maandag bezocht.)
2.
... le musée hier avec un ami.
(Ik heb gisteren met een vriend het museum bezocht.)
3.
Il ... ... le théâtre ...v...nt le spect...cle.
(Hij heeft het theater vóór de voorstelling bezocht.)
4.
... l'exposition d'art la semaine dernière.
(Je hebt vorige week de kunsttentoonstelling bezocht.)
5.
... la galerie d'art en ville.
(We hebben de kunstgalerie in de stad bezocht.)
6.
... ... ... le musée pour découvrir l'art.
(Ze hebben het museum bezocht om kunst te ontdekken.)

Oefening 8: Le discours indirect : Il dit que...

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De indirecte rede : Il dit que...

Toon vertaling Toon antwoorden

dit que, dit de, dit qu', dit d'

1.
Tom : "Je peins des tableaux." Tom ...il peint des tableaux.
(Tom: "Ik schilder schilderijen." Tom zegt dat hij schilderijen schildert.)
2.
Louis : "Je vois le musicien." Louis ...il voit le musicien.
(Louis: "Ik zie de muzikant." Louis zegt dat hij de muzikant ziet.)
3.
Manon : "Je vais au musée avec Paul demain." Elle ...elle va au musée avec Paul demain.
(Manon zegt dat ze morgen met Paul naar het museum gaat.)
4.
Louis : "Ne courez pas!" Louis ... ne pas courir.
(Louis: "Ren niet!" Louis zegt niet te rennen.)
5.
Léa : "Le musée est intéressant." Léa ... le musée est intéressant.
(Léa: "Het museum is interessant." Léa zegt dat het museum interessant is.)
6.
Louis : "Écoutez la musique!" Louis ...écouter la musique.
(Louis: "Luister naar de muziek!" Louis zegt dat hij naar de muziek luistert.)
7.
Paul : "Essayez de peindre." Paul ...essayer de peindre.
(Paul: "Probeer te schilderen." Paul zegt te proberen te schilderen.)
8.
Léa : "Je rentre à deux heures et je pars à cinq heures." Léa ...elle rentre à deux heure et *qu'**elle part à cinq heures.
(Léa: "Ik kom om twee uur thuis en ik vertrek om vijf uur." Léa zegt dat ze om twee uur thuis komt en *dat **ze om vijf uur vertrekt.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.45.1 Grammaire

Le discours indirect : Il dit que...

De indirecte rede : Il dit que...


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Visiter bezoeken

passe_compose

Frans Nederlands
(je/j') j'ai visité ik heb bezocht
tu as visité jij hebt bezocht
il/elle/on a visité hij/zij/men heeft bezocht
nous avons visité wij hebben bezocht
vous avez visité u hebt bezocht
ils/elles ont visité zij hebben bezocht

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏