A1.45: Muziek en kunst

Musique et art

Leer basiswoordenschat en zinnen over muziek en kunst in het Frans, met een focus op indirecte rede en werkwoordvervoegingen. Ideaal voor A1-leerlingen die willen praten over concerten, tentoonstellingen en culturele evenementen in het Frans.

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (12)

 Le musée: het museum (French)

Le musée

Show

Het museum Show

 Le piano: de piano (French)

Le piano

Show

De piano Show

 La guitare: de gitaar (French)

La guitare

Show

De gitaar Show

 Le chanteur: de zanger (French)

Le chanteur

Show

De zanger Show

 Le musicien: De muzikant (French)

Le musicien

Show

De muzikant Show

 Le violon: de viool (French)

Le violon

Show

De viool Show

 L'art: De kunst (French)

L'art

Show

De kunst Show

 Une œuvre: Een werk (French)

Une œuvre

Show

Een werk Show

 Le tableau: De tabel (French)

Le tableau

Show

De tabel Show

 Arriver (aankomen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Arriver

Show

Aankomen Show

 Chanter une chanson: Een lied zingen (French)

Chanter une chanson

Show

Een lied zingen Show

 Jouer d'un instrument: een instrument bespelen (French)

Jouer d'un instrument

Show

Een instrument bespelen Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
joue du | la salle | de concert. | violon dans | Le musicien
Le musicien joue du violon dans la salle de concert.
(De muzikant speelt viool in de concertzaal.)
2.
regarder les | musée. | Elle dit | tableaux au | qu'elle aime
Elle dit qu'elle aime regarder les tableaux au musée.
(Ze zegt dat ze graag naar de schilderijen in het museum kijkt.)
3.
d'art ce | à l'exposition | Il dit | samedi. | de venir
Il dit de venir à l'exposition d'art ce samedi.
(Hij zegt dat je zaterdag naar de kunsttentoonstelling moet komen.)
4.
festival de | Nous chantons | musique. | une chanson | pendant le
Nous chantons une chanson pendant le festival de musique.
(We zingen een lied tijdens het muziekfestival.)
5.
spectacle. | chanteuse arrive | Tu dis | que la | pour le | à l'heure
Tu dis que la chanteuse arrive à l'heure pour le spectacle.
(Je zegt dat de zangeres op tijd aankomt voor de voorstelling.)
6.
la représentation. | visiter le | musée après | qu'ils veulent | Ils disent
Ils disent qu'ils veulent visiter le musée après la représentation.
(Ze zeggen dat ze het museum willen bezoeken na de voorstelling.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Le musée ouvre à dix heures du matin. (Het museum opent om tien uur 's ochtends.)
Le musicien joue du violon dans le parc. (De muzikant speelt viool in het park.)
Elle dit qu'elle va chanter une chanson ce soir. (Ze zegt dat ze vannacht een lied zal zingen.)
Nous visitons une exposition avec de beaux tableaux. (We bezoeken een tentoonstelling met mooie schilderijen.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Rangschik de woorden in de categorieën « Muziekinstrumenten » en « Beeldende kunst » om hun betekenis beter te onthouden.

Instruments de musique

Art visuel

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

L'art


De kunst

2

Le piano


De piano

3

Une œuvre


Een werk

4

Arriver


Aankomen

5

Chanter une chanson


Een lied zingen

Exercice 5: Exercice de conversation

Instruction:

  1. Décrivez les activités dans les images. (Beschrijf de activiteiten op de foto's.)
  2. Parlez de votre art et musique préférés. (Praat over je favoriete kunst en muziek.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Il y a deux garçons qui regardent la télévision.

Er zijn twee jongens die televisie kijken.

Vous pouvez voir un artiste travailler sur un projet artistique.

Je kunt een kunstenaar aan een kunstproject zien werken.

J'aime l'exposition de Picasso.

Ik houd van de tentoonstelling van Picasso.

À quelle heure commence le concert ?

Hoe laat begint het concert?

Je vais à une exposition sur l'art moderne.

Ik ga naar een tentoonstelling over moderne kunst.

J'aime le rock, mais j'apprécie aussi un concert de jazz.

Ik houd van rock, maar ik geniet ook van een jazzconcert.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Le musicien dit qu'il _____ jouer du violon ce soir au musée.

(De musicus zegt dat hij _____ vanavond viool gaat spelen in het museum.)

2. Elle dit que la chanteuse _____ chanté une belle chanson hier.

(Zij zegt dat de zangeres _____ gisteren een mooi lied gezongen heeft.)

3. Il dit _____ visiter les tableaux impressionnistes au deuxième étage.

(Hij zegt _____ de impressionistische schilderijen op de tweede verdieping te bezoeken.)

4. Nous disons que les œuvres d'art _____ très intéressantes.

(Wij zeggen dat de kunstwerken _____ erg interessant zijn.)

Oefening 8: Een cultureel bezoek in de stad

Instructie:

Hier, je (Arriver - Passé composé) au musée à dix heures. Mon ami Pierre (Visiter - Passé composé) l'exposition d'art moderne pendant que moi, je (Chanter - Imparfait) une chanson pour les visiteurs. Ensuite, nous (Jouer - Passé composé) de la guitare ensemble dans la salle de concert. Pierre m'a dit qu'il (Aimer - Plus-que-parfait) beaucoup les tableaux et les œuvres exposées.


Gisteren ben ik om tien uur bij het museum aangekomen. Mijn vriend Pierre heeft de tentoonstelling van moderne kunst bezocht terwijl ik een lied voor de bezoekers aan het zingen was. Daarna hebben we samen gitaar gespeeld in de concertzaal. Pierre zei tegen me dat hij erg van de schilderijen en de tentoongestelde werken had genoten.

Werkwoordschema's

Arriver - Arriveren

Passé composé

  • Je suis arrivé
  • Tu es arrivé
  • Il/Elle est arrivé(e)
  • Nous sommes arrivés
  • Vous êtes arrivés
  • Ils/Elles sont arrivés

Visiter - Bezoeken

Passé composé

  • J'ai visité
  • Tu as visité
  • Il/Elle a visité
  • Nous avons visité
  • Vous avez visité
  • Ils/Elles ont visité

Chanter - Zingen

Imparfait

  • Je chantais
  • Tu chantais
  • Il/Elle chantait
  • Nous chantions
  • Vous chantiez
  • Ils/Elles chantaient

Jouer - Spelen

Passé composé

  • J'ai joué
  • Tu as joué
  • Il/Elle a joué
  • Nous avons joué
  • Vous avez joué
  • Ils/Elles ont joué

Aimer - Houden van

Plus-que-parfait

  • J'avais aimé
  • Tu avais aimé
  • Il/Elle avait aimé
  • Nous avions aimé
  • Vous aviez aimé
  • Ils/Elles avaient aimé

Oefening 9: Le discours indirect : Il dit que...

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De indirecte rede: Il dit que...

Toon vertaling Toon antwoorden

dit que, dit de, dit qu', dit d'

1.
Tom : "Je peins des tableaux." Tom ...il peint des tableaux.
(Tom: "Ik schilder schilderijen." Tom zegt dat hij schilderijen schildert.)
2.
Louis : "Je vois le musicien." Louis ...il voit le musicien.
(Louis: "Ik zie de muzikant." Louis zegt dat hij de muzikant ziet.)
3.
Manon : "Je vais au musée avec Paul demain." Elle ...elle va au musée avec Paul demain.
(Manon zegt dat ze morgen met Paul naar het museum gaat.)
4.
Louis : "Ne courez pas!" Louis ... ne pas courir.
(Louis: "Ren niet!" Louis zegt dat hij niet moet rennen.)
5.
Léa : "Le musée est intéressant." Léa ... le musée est intéressant.
(Léa: "Het museum is interessant." Léa zegt dat het museum interessant is.)
6.
Louis : "Écoutez la musique!" Louis ...écouter la musique.
(Louis: "Luister naar de muziek!" Louis zegt te luisteren naar de muziek.)
7.
Paul : "Essayez de peindre." Paul ...essayer de peindre.
(Paul: "Probeer te schilderen." Paul zegt te proberen te schilderen.)
8.
Léa : "Je rentre à deux heures et je pars à cinq heures." Léa ...elle rentre à deux heure et *qu'**elle part à cinq heures.
(Léa: "Ik kom om twee uur thuis en ik vertrek om vijf uur." Léa zegt dat ze om twee uur thuiskomt en *dat **ze om vijf uur vertrekt.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Visiter bezoeken

passe_compose

Frans Nederlands
(je/j') j'ai visité ik heb bezocht
tu as visité jij hebt bezocht
il/elle/on a visité hij/zij/men heeft bezocht
nous avons visité wij hebben bezocht
vous avez visité u hebt bezocht
ils/elles ont visité zij hebben bezocht

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Een Cultureel Weekend - Discireren over Muziek en Kunst in het Frans

Deze les helpt je om Franse basiszinnen en woordenschat te leren die te maken hebben met muziek en kunst. Je ontdekt hoe je indirecte rede gebruikt, vaak met de frase "Il dit que...", om wat anderen zeggen of denken over evenementen zoals concerten en tentoonstellingen te vertellen. Dit is een belangrijke vaardigheid om gesprekken op A1-niveau natuurlijker te maken.

Belangrijke woordenschat

  • Instrumenten: la guitare, le piano, le violon, le musicien
  • Visuele kunst: le musée, le tableau, une œuvre, les tableaux

Praktische voorbeelden en dialogen

Je leert zinnen zoals "Le musicien joue du violon dans la salle de concert" en hoe je deze kunt melden met indirecte rede, bijvoorbeeld "Il dit qu'il va jouer du violon ce soir". Daarnaast oefen je met korte dialogsituaties, zoals het vragen naar informatie over een kunsttentoonstelling, praten over muziekoptredens en het bespreken van het museumbezoek met een vriend.

Specifieke grammaticale focus

De les legt ook nadruk op de vervoeging van werkwoorden in verschillende tijden, die vaak voorkomen bij het gebruiken van de indirecte rede: present, passé composé, imparfait en plus-que-parfait. Je oefent met meerkeuzevragen en het invullen van zinnen om vertrouwd te raken met deze vormen.

Verschillen tussen het Frans en Nederlands in deze context

In het Frans wordt de indirecte rede vaak ingeleid met que en soms de, wat je in het Nederlands met "dat" of de infinitief kunt vertalen. Bijvoorbeeld: "Il dit qu'il vient" (Hij zegt dat hij komt) versus het Nederlands kan ook zijn "Hij zegt te komen". Franse werkwoordstijden zijn uitgebreider dan in het Nederlands, daarom is het belangrijk de specifieke tijdsvormen goed te oefenen.
Enkele handige uitdrukkingen zijn:

  • Il dit que... - Hij zegt dat...
  • Elle dit qu'elle aime... - Zij zegt dat zij houdt van...
  • Il dit de venir... - Hij zegt te komen...

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏