Leer hoe je in het Frans om de weg vraagt en eenvoudige aanwijzingen geeft, met praktische zinnen over plaatsen in de stad zoals het station, het park en het informatiebureau. Oefen basisuitdrukkingen voor locatie, leer veelgebruikte werkwoorden en bevorder je spreekvaardigheid met realistische dialogen en oefeningen op A1-niveau.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (18) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Classificeer de volgende woorden in twee categorieën op basis van hun gebruik om in de stad de weg te vragen of te wijzen.
Expressions de position ou de direction
Lieux en ville
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Le magasin
De winkel
2
Le centre-ville
Het centrum
3
La gare
Het station
4
Le parc
Het park
5
Trouver
Vinden
Exercice 5: Exercice de conversation
Instruction:
- Demander comment aller à un bâtiment. (Vragen hoe je naar een gebouw gaat.)
- Donnez des directions aux autres. (Geef de anderen aanwijzingen.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Y a-t-il un arrêt de bus à proximité ? Is er een bushalte in de buurt? |
Allez tout droit puis prenez la deuxième rue à gauche. Ga rechtdoor en neem dan de tweede straat links. |
La gare est à côté du parc. Het treinstation is naast het park. |
Savez-vous où se trouve l'école ? Weet je waar de school is? |
Oui, il suffit d'aller tout droit. Ja, je moet gewoon rechtdoor gaan. |
Connaissez-vous le chemin vers la place principale ? Weet je de weg naar het hoofdplein? |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Je ___ facilement la gare près d'ici.
(Ik ___ het station hier vlakbij gemakkelijk.)2. Tu ___ le bureau d'information à ta droite.
(Je ___ het informatiebureau aan je rechterkant.)3. Il ___ le parc au bout de la rue.
(Hij ___ het park aan het einde van de straat.)4. Nous ___ le magasin près de la place.
(Wij ___ de winkel vlak bij het plein.)Oefening 8: Vragen en de weg wijzen in het park
Instructie:
Werkwoordschema's
Trouver - Trouver
Passé composé
- j'ai trouvé
- tu as trouvé
- il/elle a trouvé
- nous avons trouvé
- vous avez trouvé
- ils/elles ont trouvé
Chercher - Chercher
Présent
- je cherche
- tu cherches
- il/elle cherche
- nous cherchons
- vous cherchez
- ils/elles cherchent
Demander - Demander
Présent
- je demande
- tu demandes
- il/elle demande
- nous demandons
- vous demandez
- ils/elles demandent
Répondre - Répondre
Présent
- je réponds
- tu réponds
- il/elle répond
- nous répondons
- vous répondez
- ils/elles répondent
Dire - Dire
Présent
- je dis
- tu dis
- il/elle dit
- nous disons
- vous dites
- ils/elles disent
Traverser - Traverser
Présent
- je traverse
- tu traverses
- il/elle traverse
- nous traversons
- vous traversez
- ils/elles traversent
Aller - Aller
Futur proche
- je vais
- tu vas
- il/elle va
- nous allons
- vous allez
- ils/elles vont
Avoir - Avoir
Passé composé
- j'ai
- tu as
- il/elle a
- nous avons
- vous avez
- ils/elles ont
Oefening 9: Expression des moments
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Uitdrukking van de momenten
Toon vertaling Toon antwoordenle mois prochain, Le mois dernier, Avant-hier, Hier, L'année prochaine, la semaine dernière, la semaine prochaine, Après-demain
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Trouver vinden Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') je trouve / j'trouve | ik vind/j'vind |
tu trouves | jij vindt |
(il/elle/on) il trouve / elle trouve / on trouve | hij vindt / zij vindt / men vindt |
nous trouvons | wij vinden |
vous trouvez | u vindt |
(ils/elles) ils trouvent / elles trouvent | zij vinden |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Inleiding: Vragen om en het geven van aanwijzingen
Deze les is gericht op beginners (niveau A1) die willen leren hoe ze in het Frans om de weg kunnen vragen en hoe ze eenvoudige richtingen kunnen geven in een stedelijke omgeving. Je leert handige zinnen en woordenschat om jezelf eventueel te redden wanneer je zoekt naar bestemmingen zoals het treinstation, een apotheek, een restaurant of een informatiebureau.
Wat je zult leren
- Belangrijke uitdrukkingen voor richting en ligging: zoals "à côté de" (naast), "à ta droite" (aan je rechterkant), "tout droit" (rechtdoor), "devant" (voor), en "derrière" (achter).
- Veelvoorkomende plaatsen in de stad: bijvoorbeeld "la gare" (het station), "le parc" (het park), "le bureau d'information" (informatiepunt) en "le restaurant".
- Praktische dialogen: je oefent het stellen en beantwoorden van vragen zoals "Excusez-moi, où se trouve la gare, s'il vous plaît ?" en het geven van duidelijke routes zoals "Vous tournez à gauche après le magasin."
- Verbale vaardigheden: eenvoudige werkwoordvervoegingen met werkwoorden als "trouver" (vinden), "demander" (vragen), en "aller" (gaan) in tegenwoordige tijd en de passé composé.
Structuur en oefening
De les biedt diverse interactieve oefeningen, zoals het ordenen van woordenschat in categorieën, het aanvullen van zinnen met werkwoorden en het beluisteren van dialogen die je helpen om de praktische taalvaardigheden te verbeteren. Een korte verhaaltje illustreert het toepassen van deze kennis in alledaagse situaties.
Kenmerken en vergelijkingen met het Nederlands
In het Frans worden richtingsaanwijzingen vaak uitgedrukt met voorzetsels die letterlijk overeenkomen met de Nederlandse woorden "naast" (à côté de), "rechts" (à ta droite), en "links" (à ta gauche). Let op: in het Frans wordt het formele "vous" vaak gebruikt bij het vragen van de weg. Daarnaast gebruikt men in het Frans vaak de passé composé (voltooide tijd) om gebeurtenissen in het recente verleden aan te duiden, bijvoorbeeld "j'ai trouvé" (ik heb gevonden), waar het Nederlands meestal de perfecte tijd gebruikt, zoals "ik heb gevonden". Handige Franse uitdrukkingen om te oefenen zijn: "Excusez-moi, où est... ?" (Pardon, waar is...?), "tournez à gauche/après" (sla linksaf/na...), en "continuez tout droit" (ga rechtdoor). Door deze lessen leer je de basis om jezelf zowel formeel als informeler uit te drukken in richtingssituaties en raak je vertrouwd met de typische Franse woordvolgorde en uitdrukkingswijzen.