A1.41: Hobby's beschrijven

Décrire les passe-temps

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

A1.41.1 Lecture

Fête de la musique à Lyon

Muziekfeest in Lyon


Woordenschat (14)

 La danse: de dans (French)

La danse

Show

De dans Show

 Un passe-temps: een hobby (French)

Un passe-temps

Show

Een hobby Show

 Un instrument: Een instrument (French)

Un instrument

Show

Een instrument Show

 Une activité: Een activiteit (French)

Une activité

Show

Een activiteit Show

 Un loisir: een hobby (French)

Un loisir

Show

Een hobby Show

 La lecture: Het lezen (French)

La lecture

Show

Het lezen Show

 Le dessin: De tekening (French)

Le dessin

Show

De tekening Show

 Intéressant: interessant (French)

Intéressant

Show

Interessant Show

 Découvrir (ontdekken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Découvrir

Show

Ontdekken Show

 S'intéresser (zich interesseren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

S'intéresser

Show

Zich interesseren Show

 S'amuser (zich amuseren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

S'amuser

Show

Zich amuseren Show

 La photo: De foto (French)

La photo

Show

De foto Show

 Photographier (fotograferen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Photographier

Show

Fotograferen Show

 Le temps libre: De vrije tijd (French)

Le temps libre

Show

De vrije tijd Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Décrivez le loisir sur chaque image. (Beschrijf de hobby in elke afbeelding.)
  2. Quelle est ton activité préférée ? (Wat is je favoriete activiteit?)
  3. Demande aux autres quels sont leurs passe-temps ? (Vraag de anderen naar hun hobby's?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

La femme chante.

De vrouw zingt.

Ils sont actifs et font du sport.

Ze zijn actief en doen aan sport.

J'aime beaucoup écouter de la musique.

Ik luister heel graag naar muziek.

Qu'est-ce que tu aimes faire ?

Wat doe je graag?

J'aime lire.

Ik lees graag.

J'aime peindre.

Ik hou van schilderen.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Photographier


Fotograferen

2

S'amuser


Zich amuseren

3

Une activité


Een activiteit

4

La lecture


Het lezen

5

Un loisir


Een hobby

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
samedi. | Je fais | de la | danse le
Je fais de la danse le samedi.
(Ik dans op zaterdag.)
2.
avec tes | amis ? | au football | Tu joues
Tu joues au football avec tes amis ?
(Speel je voetbal met je vrienden?)
3.
piano. | bien | joue | très | Il | du
Il joue très bien du piano.
(Hij speelt heel goed piano.)
4.
faire du | vélo dans | le parc. | Nous aimons
Nous aimons faire du vélo dans le parc.
(We houden ervan om in het park te fietsen.)
5.
photo comme | à la | passe-temps. | Elle s'intéresse
Elle s'intéresse à la photo comme passe-temps.
(Ze houdt zich bezig met fotografie als hobby.)
6.
à la | dimanche ? | Vous jouez | pétanque le
Vous jouez à la pétanque le dimanche ?
(Speel je op zondag jeu de boules?)

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Je fais de la danse tous les samedis après-midi. (Ik doe elke zaterdagmiddag aan dans.)
Tu joues du piano depuis trois ans. (Je speelt al drie jaar piano.)
Nous aimons découvrir de nouveaux loisirs le week-end. (Wij ontdekken graag nieuwe hobby's in het weekend.)
Elle joue au tennis avec ses amis au parc. (Ze speelt tennis met haar vrienden in het park.)

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Rangschik de woorden volgens of ze verwijzen naar artistieke hobby’s of sportactiviteiten.

Loisirs artistiques

Activités sportives

Oefening 7: "Faire de", "Jouer à", "Jouer du" + article défini

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: "Faire de", "Jouer à", "Jouer du" + bepaald lidwoord

Toon vertaling Toon antwoorden

faire de la, jouer du, faire du, jouer aux, jouer de la, jouer au

1. Activité :
Est-ce que vous voulez ... ski en hiver?
(Wilt u in de winter skiën?)
2. Sport :
Nous allons ... football après l'école.
(We gaan na school voetbal spelen.)
3. Jeu :
Ils aiment ... cartes pendant les vacances.
(Ze spelen graag kaartspelletjes tijdens de vakantie.)
4. Activité :
Tu veux ... vélo avec moi au parc?
(Wil je met mij fietsen in het park?)
5. Instrument :
Mon ami sait ... trompette.
(Mijn vriend kan trompet spelen.)
6. Instrument :
Elle apprend à ... guitare.
(Ze leert gitaar spelen.)
7. Activité :
Elle aime ... natation.
(Ze houdt van zwemmen.)
8. Instrument :
Il sait ... piano.
(Hij kan piano spelen.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.41.2 Grammaire

"Faire de", "Jouer à", "Jouer du" + article défini

"Faire de", "Jouer à", "Jouer du" + bepaald lidwoord


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Découvrir ontdekken

present

Frans Nederlands
(je/j') découvre ik ontdek
(tu) découvres jij ontdekt
(il/elle/on) découvre hij/zij/men ontdekt
(nous) découvrons wij ontdekken
(vous) découvrez jullie ontdekken
(ils/elles) découvrent zij ontdekken

Oefeningen en voorbeeldzinnen

S'intéresser zich interesseren

present

Frans Nederlands
(je/j') m'intéresse ik interesseer me
(tu) t'intéresses jij interesseert je
(il/elle/on) s'intéresse hij/zij/men interesseert zich
nous intéressons we zijn geïnteresseerd
vous intéressez u interesseert
(ils/elles) s'intéressent zij interesseren zich

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏