Frans A1 module 1: Se présenter (Jezelf voorstellen)
Dit is leermodule 1 van 6 van ons Franse A1-curriculum. Elke leermodule bevat 6 tot 8 hoofdstukken.
Leerdoelen:
-
Présentez-vous et demandez des informations.
(Stel jezelf voor en vraag om informatie.)
-
Poser des questions de base.
(Basisvragen stellen.)
-
Les chiffres de base.
(Basiscijfers.)
-
Introduction aux verbes.
(Inleiding tot werkwoorden.)
Lessen (8)
Leerdoelen
-
Salutations et adieux de base.
(Basisbegroetingen en afscheidsgroeten.)
-
Commencer et terminer une conversation.
(Een gesprek beginnen en beëindigen.)
-
Demandez des précisions.
(Vraag om verduidelijking.)
-
Les pronoms personnels
(persoonlijke voornaamwoorden)
Leerdoelen
-
Dites votre nom et demandez le nom de quelqu'un.
(Vertel je naam en vraag naar de naam van iemand anders)
-
Titres et manières d'adresser aux gens. (Monsieur, mademoiselle, ...)
(Titels en manieren om mensen aan te spreken. (Meneer, mevrouw,...))
-
Présentez-vous
(Stel jezelf voor)
-
L' alphabet
(het alfabet)
-
La prononciation
(de uitspraak)
Leerdoelen
-
Demandez à quelqu'un d'où il vient
(Vraag iemand waar ze vandaan komen)
-
Dites votre nationalité
(Zeg je nationaliteit)
-
Les articles définis et indéfinis
(De bepaalde en onbepaalde lidwoorden)
Leerdoelen
-
Apprendre à compter
(Leren tellen)
-
Nombres de 1 à 100
(Nummers van 1-100)
-
Chiffres cardinaux, nombres cardinaux: "Cent, Mille, Million"
(Telwoorden, hoofdtelwoorden: "Cent, Mille, Million")
-
Les nombres de 20 à 99
(De getallen van 20 tot 99)
Leerdoelen
-
Parler des membres de la famille
(Praat over familieleden)
-
Décrivez les membres de votre famille
(Beschrijf je gezinsleden)
-
Les adjectifs possesifs
(bezittelijke bijvoeglijke naamwoorden)
Leerdoelen
-
Demander l'âge de quelqu'un
(Iemand naar zijn leeftijd vragen)
-
Dis quel âge tu as et quand est ton anniversaire
(Zeg hoe oud je bent en wanneer je jarig bent)
-
Les mots interrogatifs: "Est-ce que" et "Quel"
(De vraagwoorden: "Est-ce que" en "Quel")
Leerdoelen
-
Décrivez votre profession
(Beschrijf je beroep)
-
Demander la profession de quelqu'un
(Vraag naar iemands beroep)
-
Parlez des études
(Praat over studies)
-
Les noms et leur genre
(Zelfstandige naamwoorden en hun geslacht)
Leerdoelen
-
Demander et donner des coordonnées.
(Contactgegevens vragen en geven.)
-
Demander et donner des adresses.
(Geven van en vragen naar adressen.)
-
Le présent de l'indicatif des verbes en -er: 1er groupe
(De présent van de indicatif van werkwoorden op -er: 1e groep)