Leer in deze Franse les over beroepen en opleidingen. Ontdek werkwoorden en woorden om je studie en werk te beschrijven. Oefen met praktische dialogen en vervoegingen, gericht op beginnersniveau A1.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (20) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Rangschik de volgende woorden in twee categorieën: beroepen en werkwoorden die te maken hebben met studies.
Les métiers
Les verbes liés aux études
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Apprendre
Leren
2
Le camionneur
De vrachtwagenchauffeur
3
Le médecin
De arts
4
Le professeur
De leraar
5
Je suis étudiant
Ik ben student
Exercice 5: Exercice de conversation
Instruction:
- Dites les professions de chaque personne. (Noem de beroepen van elke persoon.)
- Quelle est votre profession ? (Wat is uw beroep?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Le jeune homme est étudiant. De jongeman is een student. |
La femme est mécanicienne. De vrouw is monteur. |
Michael est policier. Michael is een politieagent. |
Giulia est journaliste. Giulia is een journalist. |
Que faites-vous dans la vie ? Wat doe je voor werk? |
Je suis enseignant. Ik ben een leraar. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Je ___ dans une entreprise à Paris.
(Ik ___ bij een bedrijf in Parijs.)2. Tu ___ le français pour ton travail.
(Jij ___ Frans voor je werk.)3. Il ___ comme avocat dans un cabinet renommé.
(Hij ___ als advocaat in een gerenommeerd kantoor.)4. Nous ___ ensemble pour le test de français.
(Wij ___ samen voor de Franse toets.)Oefening 8: Ontdekking van beroepen
Instructie:
Werkwoordschema's
Travailler - Werken
Présent
- je travaille
- tu travailles
- il/elle travaille
- nous travaillons
- vous travaillez
- ils/elles travaillent
Étudier - Studeren
Présent
- j'étudie
- tu étudies
- il/elle étudie
- nous étudions
- vous étudiez
- ils/elles étudient
Oefening 9: Les noms et leur genre
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Zelfnamen en hun geslacht
Toon vertaling Toon antwoordencamionneur, ouvriers, secrétaire, avocat, professeur, avocate, médecin, boulanger
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Travailler werken Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') je travaille | ik werk |
tu travailles | jij werkt |
(il/elle/on) il travaille / elle travaille / on travaille | hij werkt / zij werkt / men werkt |
nous travaillons | wij werken |
vous travaillez | u werkt |
(ils/elles) ils travaillent / elles travaillent | (zij) zij werken |
Étudier studeren Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') j'étudie | ik studeer |
tu étudies | jij studeert |
il/elle/on étudie | hij/zij/men studeert |
nous étudions | wij studeren |
vous étudiez | u studeert |
ils/elles étudient | zij studeren |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Professions en studies begrijpen in het Frans
In deze les leer je hoe je Frans gebruikt om over beroepen en opleidingen te praten. Het onderwerp richt zich op het benoemen van verschillende beroepen, het aangeven van het geslacht hierbij, en het bespreken van onderwijs en studies. Je krijgt voorbeeldzinnen zoals "Je suis étudiant en droit." en "Elle travaille comme infirmière à l'hôpital." om praktische situaties te oefenen.
Belangrijke woordgroepen en werkwoorden
Je leert essentiële vocabulaire zoals l'avocat (de advocaat), l'infirmier (de verpleegkundige), en le boulanger (de bakker). Daarnaast worden werkwoorden die met leren en werken te maken hebben, zoals apprendre (leren), étudier (studeren), en enseigner (onderwijzen), behandeld met nadruk op de correcte vervoegingen in de tegenwoordige tijd.
Oefeningen en conversaties
De les bevat praktische dialogen om gesprekken te oefenen over je eigen beroep en dat van anderen, bijvoorbeeld in een café of werkcontext. Ook zijn er invuloefeningen waarbij je de juiste vervoeging van werkwoorden invult in zinnen zoals "Je ___ dans une entreprise à Paris." Dit maakt het leren actief en toepasbaar.
Culturele en taalkundige verschillen
Belangrijk om te weten is dat in het Frans het geslacht van beroepen vaak in de vorm van het lidwoord en de uitgangen te zien is, zoals le boulanger (mannelijk) en l'avocate (vrouwelijk). In het Nederlands veranderen de woorden meestal niet, maar wordt het onderscheid vaak met "de" of "de vrouwelijk persoon" gemaakt. De vervoeging van werkwoorden in het Frans vraagt meer aandacht dan in het Nederlands door de verschillende persoonsvormen, vooral bij regelmatige werkwoorden als travailler en étudier. Een handige tip: bij voorstellen noem je vaak eerst je beroep: "Je suis professeur" betekent "Ik ben leraar".