Travailler (werken) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Travailler (werken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Travailler - Vervoeging van werken in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Present, indicatif).

Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Travailler (werken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leerplan: Franse les - Métiers et études (Beroepen en studies)

Tegenwoordige tijd van het werkwoord werken

Frans Nederlands
(je/j') travaille ik werk
(tu) travailes jij werkt
(il/elle/on) travaille hij/zij/men werkt
(nous) travaillons wij werken
(vous) travaillez u werkt
(ils/elles) travaillent zij werken

Voorbeeldzinnen

Frans Nederlands
Je travaille comme étudiant à l'université. Ik werk als student aan de universiteit.
Tu travailles avec le médecin aujourd'hui. Je werkt vandaag met de dokter.
Le journaliste travaille sur un article important. De journalist werkt aan een belangrijk artikel.
Nous travaillons avec le professeur en classe. We werken met de leraar in de klas.
Vous travaillez chez le commerçant du quartier. Je werkt bij de winkelier in de buurt.
Ils travaillent comme ouvriers dans la ville. Ze werken als arbeiders in de stad.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

travaillons, travaille, travaillez, travaillent

1.
Vous ... chez le commerçant du quartier.
(Je werkt bij de winkelier in de buurt.)
2.
Je ... comme étudiant à l'université.
(Ik werk als student aan de universiteit.)
3.
Le journaliste ... sur un article important.
(De journalist werkt aan een belangrijk artikel.)
4.
Ils ... comme ouvriers dans la ville.
(Ze werken als arbeiders in de stad.)
5.
Nous ... avec le professeur en classe.
(We werken met de leraar in de klas.)