Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (22) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Gespreksoefening
Instructie:
- Décrivez la nationalité de chaque personne. (Beschrijf de nationaliteit van elke persoon.)
- Dis où ils vivent actuellement. (Zeg waar ze momenteel wonen.)
- Indiquez où vous habitez. (Vertel waar je woont.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Eero est de France. Eero komt uit Frankrijk. |
Ola vient de Pologne et elle vit à Londres. Ola komt uit Polen en ze woont in Londen. |
Maria est espagnole. Maria is Spaans. |
Jan est originaire des Pays-Bas. Jan komt uit Nederland. |
D'où viens-tu ? Waar kom je vandaan? |
Où habites-tu ? Waar woon je? |
... |
Oefening 2: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
L'Allemagne
Duitsland
2
La capitale
De hoofdstad
3
Vivre
Leven
4
La Suisse
Zwitserland
5
La nationalité
De nationaliteit
Oefening 4: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 5: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 6: Clusteren van woorden
Instructie: Sleep de woorden in de categorie die overeenkomt met hun gebruik om over landen en nationaliteiten te spreken.
Pays et capitales
Nationalités et personnes
Oefening 7: Les articles définis et indéfinis
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: De bepaalde en onbepaalde lidwoorden
Toon vertaling Toon antwoordenles, le, des, la, une, un, l'
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Vivre leven Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') je vis | ik leef |
tu vis | jij leeft |
il/elle/on vit | hij/zij/men leeft |
nous vivons | wij wonen |
vous vivez | u leeft |
ils/elles vivent | zij leven |
Habiter wonen Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') j'habite | ik woon |
tu habites | jij woont |
il/elle/on habite | hij/zij/men woont |
nous habitons | wij wonen |
vous habitez | u woont |
ils/elles habitent | zij wonen |
Naître geboren worden Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') je nais | ik word geboren |
tu nais | je wordt geboren |
il/elle/on naît | hij/zij/men wordt geboren |
nous naissons | wij worden geboren |
vous naissez | jullie worden geboren |
ils/elles naissent | zij worden geboren |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.