Habiter (wonen) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief) Delen Gekopieerd!

Habiter - Vervoeging van wonen in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Present, indicatif).
Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)
Alle vervoegingen en tijden: Habiter (wonen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Leerplan: Franse les - D'où venez-vous? (Waar kom je vandaan?)
Vervoeging van wonen in tegenwoordige tijd
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') j'habite | ik woon |
tu habites | jij woont |
(il/elle/on) il habite / elle habite / on habite | hij woont / zij woont / men woont |
nous habitons | wij wonen |
vous habitez | u woont |
(ils/elles) ils habitent / elles habitent | zij wonen |
Voorbeeldzinnen
Frans | Nederlands |
---|---|
J'habite en France, je suis français. | Ik woon in Frankrijk, ik ben Fransman. |
Tu habites en Espagne, un Espagnol ici. | Jij woont in Spanje, een Spanjaard hier. |
Elle habite à la capitale de l'Italie. | Ze woont in de hoofdstad van Italië. |
Nous habitons en Allemagne, un pays voisin. | Wij wonen in Duitsland, een buurland. |
Vous habitez en Angleterre, d'où viens-tu ? | U woont in Engeland, waar kom je vandaan? |
Ils habitent en France, ils veulent vivre ici. | zij wonen in Frankrijk, zij willen hier wonen |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
vous habitez, ils, j'habite, on, tu habites, nous habitons, habitent
1.
... en allemagne, un pays voisin.
(Wij wonen in Duitsland, een buurland.)
2.
Elle habite à la capitale de l'italie.
(Ze woont in de hoofdstad van Italië.)
3.
... en france, je suis français.
(Ik woon in Frankrijk, ik ben Frans.)
4.
... ... en france, ... veulent vivre ici.
(Ze wonen in Frankrijk, ze willen hier wonen.)
5.
... en angleterre, d'où viens-tu ?
(Je woont in Engeland, waar kom je vandaan?)
6.
... en espagne, un espagnol ici.
(Je woont in Spanje, een Spanjaard hier.)