Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Gesprek

1. Lucas: Merci Madame pour le repas. (Bedankt mevrouw voor de maaltijd.) Show
2. Louise: De rien. D’où viens-tu ? (Graag gedaan. Waar kom je vandaan?) Show
3. Lucas: Je suis espagnol. (Ik ben Spaans.) Show
4. Louise: Où vis-tu en Espagne ? Dans la capitale ? (Waar woon je in Spanje? In de hoofdstad?) Show
5. Lucas: Non, je vis dans une petite ville. (Nee, ik woon in een kleine stad.) Show
6. Louise: Dans quel pays veux-tu habiter plus tard ? (In welk land wil je later wonen?) Show
7. Lucas: Je veux habiter en Italie. (Ik wil in Italië wonen.) Show
8. Louise: L’Italie est un beau pays. Mon fils habite là-bas. (Italië is een mooi land. Mijn zoon woont daar.) Show
9. Lucas: Êtes-vous français ? (Bent u Frans?) Show
10. Louise: Non, nous sommes allemands mais nous habitons en France depuis 10 ans. (Nee, wij zijn Duits, maar we wonen al 10 jaar in Frankrijk.) Show
11. Lucas: Avez-vous visitez d'autres pays ? (Heeft u andere landen bezocht?) Show
12. Louise: Oui, nous allons souvent en Suisse et en Angleterre l'été. (Ja, we gaan vaak naar Zwitserland en naar Engeland in de zomer.) Show
13. Lucas: Super ! Les suisses sont très accueillants ! (Super! De Zwitsers zijn erg gastvrij!) Show
14. Louise: Oui, c'est vrai ! (Ja, dat is waar!) Show

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. Comment s'appelle le fils de Louise ?
  2. Hoe heet de zoon van Louise?
  3. Où veut vivre Lucas ?
  4. Waar wil Lucas wonen?
  5. De quel pays vient Louis ?
  6. Uit welk land komt Louis?
  7. De quelle ville viens-tu ?
  8. Uit welke stad kom je?
  9. Où veux-tu habiter plus tard ?
  10. Waar wil je later wonen?

Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

D’où viens-tu ?, Italie, français, capitale, allemands

1.
De rien. ...
(Graag gedaan. Waar kom je vandaan?)
2.
Non, nous sommes ... mais nous habitons en France depuis 10 ans.
(Nee, wij zijn Duits, maar wij wonen al tien jaar in Frankrijk.)
3.
Êtes-vous ... ?
(Bent u Frans?)
4.
Je veux habiter en ....
(Ik wil in Italië wonen.)
5.
Où vis-tu en Espagne ? Dans la ... ?
(Waar woon je in Spanje? In de hoofdstad?)

Oefening 3: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
5
... Non, je vis dans une petite ville.
(Nee, ik woon in een kleine stad.)
10
... Non, nous sommes allemands mais nous habitons en France depuis 10 ans.
(Nee, wij zijn Duits, maar wij wonen al tien jaar in Frankrijk.)
11
... Avez-vous visitez d'autres pays ?
(Heeft u andere landen bezocht?)
1
1 Merci Madame pour le repas.
(Bedankt mevrouw voor de maaltijd.)
4
... Où vis-tu en Espagne ? Dans la capitale ?
(Waar woon je in Spanje? In de hoofdstad?)
13
... Super ! Les suisses sont très accueillants !
(Super! De Zwitsers zijn erg gastvrij!)
7
... Je veux habiter en Italie.
(Ik wil in Italië wonen.)
14
14 Oui, c'est vrai !
(Ja, dat is waar!)
12
... Oui, nous allons souvent en Suisse et en Angleterre l'été.
(Ja, we gaan vaak in de zomer naar Zwitserland en Engeland.)
3
... Je suis espagnol.
(Ik ben Spanjaard.)
8
... L’Italie est un beau pays. Mon fils habite là-bas.
(Italië is een mooi land. Mijn zoon woont daar.)
6
... Dans quel pays veux-tu habiter plus tard ?
(In welk land wil je later wonen?)
2
... De rien. D’où viens-tu ?
(Graag gedaan. Waar kom je vandaan?)
9
... Êtes-vous français ?
(Bent u Frans?)