Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (20) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Gespreksoefening
Instructie:
- Décrivez les relations indiquées entre les membres de la famille. (Beschrijf de aangegeven relaties tussen de familieleden.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Juliette est la femme de Mark. Juliette is de vrouw van Mark. |
Alexis et Louise sont les grands-parents d'Anna. Alexis en Louise zijn de grootouders van Anna. |
Marco est le fils de Birgit et Stephan. Marco is de zoon van Birgit en Stephan. |
Le garçon et la fille sont frères et sœurs. De jongen en het meisje zijn broer en zus. |
Caitlin est la mère de deux filles. Caitlin is de moeder van twee meisjes. |
La fille a deux frères. Het meisje heeft twee broers. |
... |
Oefening 2: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Le couple
Het stel
2
La sœur
De zus
3
Le frère
De broer
4
Le mari
De echtgenoot
5
Le père
De vader
Oefening 4: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 5: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 6: Clusteren van woorden
Instructie: Rangschik de woorden op basis van of ze leden van de naaste familie of de uitgebreide familie aanduiden.
Famille proche
Famille élargie
Oefening 7: Les adjectifs possesifs
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Bezittelijke bijvoeglijke naamwoorden
Toon vertaling Toon antwoordenLeur, ton, mon, sa, son, nos, mes
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Aimer houden van Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') aime | ik houd van |
(tu) aimes | jij houdt van |
(il/elle/on) aime | hij/zij/men houdt van |
(nous) aimons | wij houden van |
(vous) aimez | jullie houden van |
(ils/elles) aiment | zij houden van |
Visiter bezoeken Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') je visite / j visite | ik bezoek |
tu visites | jij bezoekt |
(il/elle/on) il visite / elle visite / on visite | hij bezoekt / zij bezoekt / men bezoekt |
nous visitons | wij bezoeken |
vous visitez | jullie bezoeken |
(ils/elles) ils visitent / elles visitent | zij bezoeken |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.