Woordenschat (15)

 Le frigo: De koelkast (French)

Je vais au frigo pour prendre un verre d'eau.

Show

Ik ga naar de koelkast om een glas water te pakken. Show

Le frigo

Show

De koelkast Show

 La télévision: de televisie (French)

Je regarde la télévision dans le salon tous les soirs.

Show

Ik kijk elke avond televisie in de woonkamer. Show

La télévision

Show

De televisie Show

 La radio: de radio (French)

J'écoute la radio tous les matins dans la cuisine.

Show

Ik luister elke ochtend in de keuken naar de radio. Show

La radio

Show

De radio Show

 Un ordinateur: een computer (French)

Elle utilise un ordinateur dans le salon et elle en est contente.

Show

Ze gebruikt een computer in de woonkamer en ze is er blij mee. Show

Un ordinateur

Show

Een computer Show

 Le lave-vaisselle: de vaatwasser (French)

Après le dîner, je mets la vaisselle dans le lave-vaisselle.

Show

Na het diner zet ik de vaat in de vaatwasser. Show

Le lave-vaisselle

Show

De vaatwasser Show

 Un aspirateur: een stofzuiger (French)

Je passe l'aspirateur dans le salon tous les samedis.

Show

Ik stofzuig de woonkamer elke zaterdag. Show

Un aspirateur

Show

Een stofzuiger Show

 Le four: De oven (French)

Je mets la tarte dans le four pour vingt minutes.

Show

Ik zet de taart twintig minuten in de oven. Show

Le four

Show

De oven Show

 Le micro-ondes: De magnetron (French)

Tu peux mettre le plat au micro-ondes pour le réchauffer.

Show

Je kunt het gerecht in de magnetron zetten om het op te warmen. Show

Le micro-ondes

Show

De magnetron Show

 La machine à laver: de wasmachine (French)

J’ai mis le linge sale dans la machine à laver.

Show

Ik heb het vuile wasgoed in de wasmachine gedaan. Show

La machine à laver

Show

De wasmachine Show

 Faire (doen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Nous faisons chaud ce samedi soir.

Show

We maken het warm deze zaterdagavond. Show

Faire

Show

Doen Show

 Nettoyer (reinigen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vous nettoyez la cuisine avant de dîner.

Show

Je ruim de keuken op voor het avondeten. Show

Nettoyer

Show

Reinigen Show

 Apporter (brengen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vous apportez la machine à laver ici.

Show

Je brengt de wasmachine hiernaartoe. Show

Apporter

Show

Brengen Show

 Étendre le linge: de was ophangen (French)

Je vais étendre le linge dehors, il y a du soleil.

Show

Ik ga de was buiten ophangen, het is zonnig. Show

Étendre le linge

Show

De was ophangen Show

 Faire une machine: Een was doen (French)

Je fais une machine toute seule, elle est dans la cuisine.

Show

Ik doe een wasje alleen, het staat in de keuken. Show

Faire une machine

Show

Een was doen Show

 Passer l'aspirateur : stofzuigen (French)

Je passe l’aspirateur dans le salon tous les samedis matin.

Show

Ik stofzuig elke zaterdagochtend de woonkamer. Show

Passer l'aspirateur

Show

Stofzuigen Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Nommez chaque appareil et, si vous le pouvez, à quoi il sert. (Noem elk apparaat en, indien mogelijk, waarvoor het wordt gebruikt.)
  2. Indiquez lequel de ces appareils vous utilisez habituellement. (Vertel welke van die apparaten je meestal gebruikt.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Il y a un four dans la cuisine.

Er is een oven in de keuken.

Il y a un grand réfrigérateur dans la cuisine.

Er is een grote koelkast in de keuken.

L'aspirateur est utilisé pour nettoyer.

De stofzuiger wordt gebruikt om schoon te maken.

Vous allumez le radiateur quand il fait froid.

Je zet de radiator aan wanneer het koud is.

J'utilise le sèche-linge pour sécher mes vêtements plus rapidement.

Ik gebruik de droger om mijn kleren sneller te drogen.

Vous pouvez mettre vos vêtements dans l'armoire.

Je kunt je kleren in de kledingkast leggen.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Le micro-ondes


De magnetron

2

Nettoyer


Reinigen

3

Apporter


Brengen

4

Un ordinateur


Een computer

5

Le lave-vaisselle


De vaatwasser

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling
1.
dans le | salon tous | la télévision | les soirs. | Je regarde
Je regarde la télévision dans le salon tous les soirs.
(Ik kijk elke avond televisie in de woonkamer.)
2.
deau. | un verre | pour prendre | Je vais | au frigo
Je vais au frigo pour prendre un verre d'eau.
(Ik ga naar de koelkast om een glas water te pakken.)
3.
radio tous | Jécoute la | cuisine. | les matins | dans la
J'écoute la radio tous les matins dans la cuisine.
(Ik luister elke ochtend in de keuken naar de radio.)
4.
le linge | à laver. | J’ai mis | sale dans | la machine
J’ai mis le linge sale dans la machine à laver.
(Ik heb het vuile wasgoed in de wasmachine gedaan.)
5.
mets la | Après le | dîner, je | le lave-vaisselle. | vaisselle dans
Après le dîner, je mets la vaisselle dans le lave-vaisselle.
(Na het diner zet ik de vaat in de vaatwasser.)
6.
laspirateur dans | tous les | Je passe | samedis. | le salon
Je passe l'aspirateur dans le salon tous les samedis.
(Ik stofzuig de woonkamer elke zaterdag.)
7.
a du | soleil. | étendre le | linge dehors, | Je vais | il y
Je vais étendre le linge dehors, il y a du soleil.
(Ik ga de was buiten ophangen, het is zonnig.)

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Toon vertaling
Je fais une machine pour nettoyer mes vêtements.
Le frigo est plein de fruits et légumes frais.
Je passe l'aspirateur dans le salon tous les samedis.
J'apporte la télécommande pour allumer la télévision.

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Rangschik deze woorden in twee groepen op basis van hun gebruik in het huis.

Appareils de cuisine

Appareils pour le salon ou la maison

Oefening 7: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

tu apportes, nous apportons, ils, vous apportez, apporte, j'apporte, apportent, on

1.
... ... un aspirateur pour nettoyer.
(Ze brengen een stofzuiger mee om schoon te maken.)
2.
... les couverts pour la vaisselle.
(Wij brengen het bestek voor de afwas mee.)
3.
... la machine à laver ici.
(Jij brengt de wasmachine hierheen.)
4.
... un verre à la table.
(Je brengt een glas naar de tafel.)
5.
... la radio pour le salon.
(Ik breng de radio mee voor de woonkamer.)
6.
Il ... le bol près du frigo.
(Hij brengt de kom bij de koelkast.)

Oefening 8: Les pronoms compléments de lieu: "y" et "en"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De plaatsvoornaamwoorden: "y" en "en"

Toon vertaling Toon antwoorden

en, y

1.
Il passe l’aspirateur dans le salon. Il ... passe tous les dimanches.
(Hij stofzuigt in de woonkamer. Hij doet dat iedere zondag.)
2.
Je nettoie la cuisine après le dîner. J’... nettoie aussi les fenêtres.
(Ik ruim de keuken op na het avondeten. Ik maak er ook de ramen schoon.)
3.
Il y a une assiette sur la table. Il ... en a une.
(Er ligt een bord op de tafel. Er ligt er één.)
4.
Tu apportes du pain de la boulangerie? J'... apportes deux baguettes.
(Breng je brood mee van de bakker? Ik breng er twee stokbroden mee.)
5.
Vous faites une machine de linge? Nous ... faisons une chaque semaine.
(Maak je een was? Wij doen er elke week een.)
6.
Il a mis la vaisselle dans le lave-vaisselle. Il ... met souvent les assiettes après le dîner.
(Hij heeft het servies in de vaatwasser gezet. Hij doet er vaak de borden in na het diner.)
7.
Il y a du pain dans le four. J'... veux un morceau.
(Er ligt brood in de oven. Ik wil een stuk ervan.)
8.
Tu as mis la télé à fond. Tu ... mets la télé trop fort!
(Je hebt de tv keihard gezet. Je zet de tv te hard aan!)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Apporter brengen

present

Frans Nederlands
(je/j') j'apporte ik breng
tu apportes jij brengt
il/elle/on apporte hij/zij/men brengt
nous apportons wij brengen
vous apportez u brengt
ils/elles apportent zij brengen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏