Gesprek
1. | Antoine: | Alors ?! Tu es contente de vivre seule ? | (Nou?! Ben je blij om alleen te wonen?) Show |
2. | Aline: | Oui mais il me manque beaucoup de choses pour me sentir bien ici. | (Ja, maar er ontbreken me nog veel dingen om me hier goed te voelen.) Show |
3. | Antoine: | Il te manque encore un frigo et un lave-vaisselle. | (Je mist nog een koelkast en een vaatwasser.) Show |
4. | Aline: | Je n'ai pas non plus de machine à laver. | (Ik heb ook geen wasmachine.) Show |
5. | Antoine: | Lave tes vêtements à la main pour l'instant. | (Was je kleren voorlopig met de hand.) Show |
6. | Aline: | C'est ce que je fais. Tu as trouvé une télévision pour le salon ? | (Dat is wat ik doe. Heb je een televisie gevonden voor de woonkamer?) Show |
7. | Antoine: | Mon ami Fabrice m'en donne une demain. Je te l'apporte quand je l'ai. | (Mijn vriend Fabrice geeft me er morgen een. Ik breng hem naar je toe zodra ik hem heb.) Show |
8. | Aline: | Merci ! Tu peux aussi apporter l'aspirateur s'il te plaît ? Je veux tout nettoyer. | (Bedankt! Kun je ook de stofzuiger meebrengen alsjeblieft? Ik wil alles schoonmaken.) Show |
9. | Antoine: | L'aspirateur ? Tu sais comment il marche ? | (De stofzuiger? Weet je hoe die werkt?) Show |
10. | Aline: | Ah ah, très drôle. Je sais faire beaucoup de chose, ne t'en fais pas pour moi. | (Ah ah, heel grappig. Ik weet veel dingen te doen, maak je geen zorgen om mij.) Show |
11. | Antoine: | J'ai hâte de voir ça ! Et pour le micro-ondes ? Tu en as trouvé un ? | (Ik kan niet wachten om dat te zien! En wat betreft de magnetron? Heb je er een gevonden?) Show |
12. | Aline: | Pas encore. D'ailleurs, j'y vais. Je dois passer au magasin avant qu'il ne ferme. | (Nog niet. Trouwens, ik ga. Ik moet nog even langs de winkel voordat die sluit.) Show |
13. | Antoine: | Moi aussi j'y vais. Je vais chercher ton frère. À demain ! | (Ik ga ook. Ik ga je broer ophalen. Tot morgen!) Show |
Oefening 1: Discussievragen
Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.
- Qu'est-ce qu'Aline n'a pas encore dans son appartement ?
- Que va-t-elle chercher au magasin ?
- Où son père a-t-il trouvé une télévision ?
- Quel appareil ménager manque-t-il chez toi ?
- Quel est ton prochain achat pour ta maison ?
Wat heeft Aline nog niet in haar appartement?
Wat gaat ze in de winkel halen?
Waar heeft zijn vader een televisie gevonden?
Welk huishoudelijk apparaat ontbreekt er bij jou?
Wat is je volgende aankoop voor je huis?
Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af
Instructie: Vul het juiste woord in.
aspirateur, nettoyer, frigo, micro-ondes, télévision, lave-vaisselle, faire
1.
Ah ah, très drôle. Je sais ... beaucoup de chose, ne t'en fais pas pour moi.
(Ah ah, heel grappig. Ik kan veel dingen doen, maak je geen zorgen om mij.)
2.
J'ai hâte de voir ça ! Et pour le ... ? Tu en as trouvé un ?
(Ik kijk ernaar uit om dat te zien! En wat betreft de magnetron? Heb je er een gevonden?)
3.
Merci ! Tu peux aussi apporter l'... s'il te plaît ? Je veux tout ....
(Dank je! Kun je ook de stofzuiger meenemen alsjeblieft? Ik wil alles schoonmaken.)
4.
C'est ce que je fais. Tu as trouvé une ... pour le salon ?
(Dat is wat ik doe. Heb je een televisie voor de woonkamer gevonden?)
5.
Il te manque encore un ... et un ....
(Je mist nog een koelkast en een vaatwasser.)
Oefening 3: Orden de tekst
Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.
8
...
Merci ! Tu peux aussi apporter l'aspirateur s'il te plaît ? Je veux tout nettoyer.
(Dank je! Kun je ook de stofzuiger meenemen alsjeblieft? Ik wil alles schoonmaken.)
2
...
Oui mais il me manque beaucoup de choses pour me sentir bien ici.
(Ja, maar er ontbreken me nog veel dingen om me hier goed te voelen.)
3
...
Il te manque encore un frigo et un lave-vaisselle.
(Je mist nog een koelkast en een vaatwasser.)
12
...
Pas encore. D'ailleurs, j'y vais. Je dois passer au magasin avant qu'il ne ferme.
(Nog niet. Trouwens, ik ga. Ik moet nog even langs de winkel voordat die sluit.)
9
...
L'aspirateur ? Tu sais comment il marche ?
(De stofzuiger? Weet je hoe die werkt?)
11
...
J'ai hâte de voir ça ! Et pour le micro-ondes ? Tu en as trouvé un ?
(Ik kijk ernaar uit om dat te zien! En wat betreft de magnetron? Heb je er een gevonden?)
5
...
Lave tes vêtements à la main pour l'instant.
(Was je kleren voorlopig met de hand.)
13
13
Moi aussi j'y vais. Je vais chercher ton frère. À demain !
(Ik ga ook. Ik ga je broer ophalen. Tot morgen!)
1
1
Alors ?! Tu es contente de vivre seule ?
(Nou?! Ben je blij om alleen te wonen?)
6
...
C'est ce que je fais. Tu as trouvé une télévision pour le salon ?
(Dat is wat ik doe. Heb je een televisie voor de woonkamer gevonden?)
10
...
Ah ah, très drôle. Je sais faire beaucoup de chose, ne t'en fais pas pour moi.
(Ah ah, heel grappig. Ik kan veel dingen doen, maak je geen zorgen om mij.)
7
...
Mon ami Fabrice m'en donne une demain. Je te l'apporte quand je l'ai.
(Mijn vriend Fabrice geeft me er morgen een. Ik breng hem naar je toe zodra ik hem heb.)
4
...
Je n'ai pas non plus de machine à laver.
(Ik heb ook geen wasmachine.)
Oefening 4: Oefening in context
Instructie: