Leer hoe je in het Frans dagen van de week en delen van de dag gebruikt met aanwijzende bijvoeglijke naamwoorden zoals ce, cet, cette en ces. Oefen praktische zinnen voor het plannen van je week en bespreek activiteiten op verschillende tijdstippen zoals vandaag, gisteren en morgen. Geschikt voor beginners (A1).
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (20) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Rangschik de woorden op basis van de dagen van de week of de momenten van de dag.
Jours de la semaine
Parties de la journée
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Lundi
Maandag
2
La semaine
De week
3
Hier
Hier
4
Le matin
De ochtend
5
Demain
Morgen
Exercice 5: Exercice de conversation
Instruction:
- Nommez le jour et l'heure. (Noem de dag en het tijdstip.)
- Décrivez l'activité de chaque personne. (Beschrijf de activiteit van elke persoon.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
C'est mercredi matin. Het is woensdagochtend. |
C'est samedi soir. Het is zaterdagavond. |
C'est mardi après-midi. Het is dinsdagmiddag. |
Le jeudi, Maria étudie le matin. Op donderdag studeert Maria 's ochtends. |
Le samedi, il prépare un gâteau l'après-midi. Op zaterdag maakt hij 's middags een taart. |
Vendredi, les amis fêtent le soir. Op vrijdag vieren de vrienden 's avonds. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Je ___ ma semaine en fonction de ce que je dois faire.
(Ik ___ mijn week op basis van wat ik moet doen.)2. Aujourd'hui, je ___ mes amis dans l'après-midi.
(Vandaag ___ ik mijn vrienden in de namiddag.)3. Ce matin, elle ___ une rencontre avec son équipe.
(Vanmorgen ___ zij een vergadering met haar team.)4. Demain, nous ___ le lever du soleil à la campagne.
(Morgen ___ we de zonsopgang op het platteland.)Oefening 8: Je week organiseren en vrienden zien
Instructie:
Werkwoordschema's
Organiser - Organiseren
Présent
- j'organise
- tu organises
- il/elle organise
- nous organisons
- vous organisez
- ils/elles organisent
Voir - Zien
Présent
- je vois
- tu vois
- il/elle voit
- nous voyons
- vous voyez
- ils/elles voient
Voir - Zien
Passé composé
- j'ai vu
- tu as vu
- il/elle a vu
- nous avons vu
- vous avez vu
- ils/elles ont vu
Oefening 9: Les adjectifs démonstratifs : "Ce, Cet, Cette, Ces"
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: De aanwijzende bijvoeglijke naamwoorden: "Ce, Cet, Cette, Ces"
Toon vertaling Toon antwoordences, Cet, Cette, Ce, Ces, cette
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.9.2 Grammaire
Les adjectifs démonstratifs : "Ce, Cet, Cette, Ces"
De aanwijzende bijvoeglijke naamwoorden: "Ce, Cet, Cette, Ces"
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Organiser organiseren Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') j'organise | ik organiseer |
(tu) organises | jij organiseert |
(il/elle/on) organise | hij/zij/men organiseert |
(nous) organisons | wij organiseren |
(vous) organisez | jullie organiseren |
(ils/elles) organisent | zij organiseren |
Voir zien Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') je vois / j’vois | ik zie |
tu vois | jij ziet |
(il/elle/on) il voit / elle voit / on voit | hij ziet / zij ziet / men ziet |
nous voyons | wij zien |
vous voyez | jullie zien |
(ils/elles) ils voient / elles voient | zij zien |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Dagen van de week en momenten van de dag
In deze les leer je hoe je dagen van de week en delen van de dag in het Frans benoemt en gebruikt. Je oefent met belangrijke aanwijzende bijvoeglijke naamwoorden zoals ce, cet, cette, ces om te laten zien naar welke dag of tijd je verwijst. Bijvoorbeeld: ce lundi (deze maandag), cet après-midi (vanmiddag), cette activité (deze activiteit) en ces moments (deze momenten).
Wat leer je precies?
- Basiswoorden en zinnen om dagen en tijdstippen te benoemen: le lundi, le mercredi, le samedi, le dimanche en le matin, l'après-midi, le soir, le coucher du soleil.
- Hoe je activiteiten plant en beschrijft, bijvoorbeeld: Je planifie mes journées : ce lundi, je vais au marché.
- Het gebruik van aanwijzende bijvoeglijke naamwoorden voor tijdsaanduidingen: ce, cet, cette, ces.
- Praktische interactieve oefeningen zoals klassen van woorden, dialogen om gesprekken te oefenen en werkwoordvervoeging in de tegenwoordige en passé composé tijden.
Vandaag, gisteren en morgen
Je leert ook hoe je over activiteiten vertelt volgens verschillende tijdstippen: aujourd'hui (vandaag), hier soir (gisteravond) en demain matin (morgen ochtend). Bijvoorbeeld: Hier soir, j'ai regardé ce film avec mes amis.
Verschillen met het Nederlands
In tegenstelling tot het Nederlands zijn in het Frans de aanwijzende bijvoeglijke naamwoorden afhankelijk van het geslacht en het begin van het volgende woord. Zo gebruik je ce voor mannelijke woorden die met een medeklinker beginnen, maar cet als het volgende woord met een klinker of stomme h begint, bijvoorbeeld cet après-midi. In het Nederlands heb je deze onderscheidingen niet; hier zeg je gewoon "deze middag". Bovendien staat de dag- of tijdsaanduiding in het Frans vaak voor het werkwoord, zoals in Ce lundi, je vais au marché, terwijl je in het Nederlands meestal zegt “Op deze maandag ga ik naar de markt.”
Handige Franse woorden en uitdrukkingen:
- le lundi – maandag
- le matin – de ochtend
- cet après-midi – vanmiddag
- ce soir – vanavond
- hier soir – gisteravond
- demain – morgen
Met deze les krijg je een solide basis om over je weekplanning en dagelijkse activiteiten in het Frans te spreken, wat essentieel is voor het verklaren van afspraken en het voeren van gesprekken over tijd.