A1.9: Dagen van de week en dagdelen

Jours de la semaine et parties de la journée

Leer hoe je in het Frans dagen van de week en delen van de dag gebruikt met aanwijzende bijvoeglijke naamwoorden zoals ce, cet, cette en ces. Oefen praktische zinnen voor het plannen van je week en bespreek activiteiten op verschillende tijdstippen zoals vandaag, gisteren en morgen. Geschikt voor beginners (A1).

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (20)

 Le matin: de ochtend (French)

Le matin

Show

De ochtend Show

 L'après-midi: de middag (French)

L'après-midi

Show

De middag Show

 Le soir: de avond (French)

Le soir

Show

De avond Show

 Le week-end: het weekend (French)

Le week-end

Show

Het weekend Show

 Le  jour: de dag (French)

Le jour

Show

De dag Show

 La semaine: de week (French)

La semaine

Show

De week Show

 Lundi: maandag (French)

Lundi

Show

Maandag Show

 Mardi: dinsdag (French)

Mardi

Show

Dinsdag Show

 Mercredi: woensdag (French)

Mercredi

Show

Woensdag Show

 Jeudi: donderdag (French)

Jeudi

Show

Donderdag Show

 Vendredi: vrijdag (French)

Vendredi

Show

Vrijdag Show

 Samedi: zaterdag (French)

Samedi

Show

Zaterdag Show

 Dimanche: zondag (French)

Dimanche

Show

Zondag Show

 Organiser (organiseren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Organiser

Show

Organiseren Show

 Planifier (plannen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Planifier

Show

Plannen Show

 Aujourd'hui: Vandaag (French)

Aujourd'hui

Show

Vandaag Show

 Demain: morgen (French)

Demain

Show

Morgen Show

 hier: hier (French)

Hier

Show

Hier Show

 Lever du soleil: zonsopgang (French)

Lever du soleil

Show

Zonsopgang Show

 Le coucher du soleil: de zonsondergang (French)

Le coucher du soleil

Show

De zonsondergang Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
matin, je | moi. | Aujourd'hui, ce | travaille chez
Aujourd'hui, ce matin, je travaille chez moi.
(Vandaag, deze ochtend, werk ik thuis.)
2.
très agréable. | après-midi, cette | Le samedi | activité est
Le samedi après-midi, cette activité est très agréable.
(Op zaterdagmiddag is deze activiteit heel aangenaam.)
3.
: ce | mes journées | lundi, je | vais au | marché. | Je planifie
Je planifie mes journées : ce lundi, je vais au marché.
(Ik plan mijn dagen: aanstaande maandag ga ik naar de markt.)
4.
avec mes | amis. | j'ai regardé | ce film | Hier soir,
Hier soir, j'ai regardé ce film avec mes amis.
(Gisteravond heb ik deze film met mijn vrienden gekeken.)
5.
calmes. | ces | moments | matin, | Demain | seront
Demain matin, ces moments seront calmes.
(Morgenochtend zullen deze momenten rustig zijn.)
6.
endroit est | très tranquille. | Le dimanche | soir, cet
Le dimanche soir, cet endroit est très tranquille.
(Op zondagavond is deze plek heel rustig.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Je planifie une réunion pour cet après-midi. (Ik plan een vergadering voor vanmiddag.)
Ce lundi, je vais au marché. (Aanstaande maandag ga ik naar de markt.)
Hier soir, j'ai vu un beau coucher de soleil. (Gisteravond heb ik een mooie zonsondergang gezien.)
Demain matin, je vais organiser ma semaine. (Morgenochtend ga ik mijn week organiseren.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Rangschik de woorden op basis van de dagen van de week of de momenten van de dag.

Jours de la semaine

Parties de la journée

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Lundi


Maandag

2

La semaine


De week

3

Hier


Hier

4

Le matin


De ochtend

5

Demain


Morgen

Exercice 5: Exercice de conversation

Instruction:

  1. Nommez le jour et l'heure. (Noem de dag en het tijdstip.)
  2. Décrivez l'activité de chaque personne. (Beschrijf de activiteit van elke persoon.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

C'est mercredi matin.

Het is woensdagochtend.

C'est samedi soir.

Het is zaterdagavond.

C'est mardi après-midi.

Het is dinsdagmiddag.

Le jeudi, Maria étudie le matin.

Op donderdag studeert Maria 's ochtends.

Le samedi, il prépare un gâteau l'après-midi.

Op zaterdag maakt hij 's middags een taart.

Vendredi, les amis fêtent le soir.

Op vrijdag vieren de vrienden 's avonds.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Je ___ ma semaine en fonction de ce que je dois faire.

(Ik ___ mijn week op basis van wat ik moet doen.)

2. Aujourd'hui, je ___ mes amis dans l'après-midi.

(Vandaag ___ ik mijn vrienden in de namiddag.)

3. Ce matin, elle ___ une rencontre avec son équipe.

(Vanmorgen ___ zij een vergadering met haar team.)

4. Demain, nous ___ le lever du soleil à la campagne.

(Morgen ___ we de zonsopgang op het platteland.)

Oefening 8: Je week organiseren en vrienden zien

Instructie:

Aujourd'hui, j' (Organiser - Présent) mes activités pour la semaine. Le lundi, nous (Voir - Présent) avec mes collègues comment planifier le travail. Ce jeudi, tu (Organiser - Présent) une réunion importante dans l'après-midi. Hier soir, il (Voir - Présent) (Voir - Passé composé) vu (Voir - Passé composé) ses amis au café après le travail. Demain, nous (Voir - Présent) la famille et nous (Organiser - Présent) un petit dîner le soir.


Vandaag organiseer ik mijn activiteiten voor de week. Op maandag bekijken we met mijn collega’s hoe we het werk plannen. Deze donderdag organiseer je een belangrijke vergadering in de namiddag. Gisteravond heeft hij zijn vrienden gezien in het café na het werk. Morgen zien we de familie en organiseren we een klein diner 's avonds.

Werkwoordschema's

Organiser - Organiseren

Présent

  • j'organise
  • tu organises
  • il/elle organise
  • nous organisons
  • vous organisez
  • ils/elles organisent

Voir - Zien

Présent

  • je vois
  • tu vois
  • il/elle voit
  • nous voyons
  • vous voyez
  • ils/elles voient

Voir - Zien

Passé composé

  • j'ai vu
  • tu as vu
  • il/elle a vu
  • nous avons vu
  • vous avez vu
  • ils/elles ont vu

Oefening 9: Les adjectifs démonstratifs : "Ce, Cet, Cette, Ces"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De aanwijzende bijvoeglijke naamwoorden: "Ce, Cet, Cette, Ces"

Toon vertaling Toon antwoorden

ces, Cet, Cette, Ce, Ces, cette

1.
... année ils veulent un petit frère.
(Dit jaar willen ze een kleine broer.)
2.
... âge est difficile pour un enfant.
(Deze leeftijd is moeilijk voor een kind.)
3.
... matin je prépare ma journée.
(Vanmorgen bereid ik mijn dag voor.)
4.
... journées d'été sont longues.
(Deze zomerdagen zijn lang.)
5.
... habitant parle français.
(Deze inwoner spreekt Frans.)
6.
... week-end nous organisons nos vacances d'été.
(Dit weekend organiseren wij onze zomervakantie.)
7.
On dorme ensemble ... nuit ?
(Slapen we vannacht samen?)
8.
Elle aime faire ... voyages.
(Ze houdt ervan om die reizen te maken.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.9.2 Grammaire

Les adjectifs démonstratifs : "Ce, Cet, Cette, Ces"

De aanwijzende bijvoeglijke naamwoorden: "Ce, Cet, Cette, Ces"


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Organiser organiseren

present

Frans Nederlands
(je/j') j'organise ik organiseer
(tu) organises jij organiseert
(il/elle/on) organise hij/zij/men organiseert
(nous) organisons wij organiseren
(vous) organisez jullie organiseren
(ils/elles) organisent zij organiseren

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Voir zien

present

Frans Nederlands
(je/j') je vois / j’vois ik zie
tu vois jij ziet
(il/elle/on) il voit / elle voit / on voit hij ziet / zij ziet / men ziet
nous voyons wij zien
vous voyez jullie zien
(ils/elles) ils voient / elles voient zij zien

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Dagen van de week en momenten van de dag

In deze les leer je hoe je dagen van de week en delen van de dag in het Frans benoemt en gebruikt. Je oefent met belangrijke aanwijzende bijvoeglijke naamwoorden zoals ce, cet, cette, ces om te laten zien naar welke dag of tijd je verwijst. Bijvoorbeeld: ce lundi (deze maandag), cet après-midi (vanmiddag), cette activité (deze activiteit) en ces moments (deze momenten).

Wat leer je precies?

  • Basiswoorden en zinnen om dagen en tijdstippen te benoemen: le lundi, le mercredi, le samedi, le dimanche en le matin, l'après-midi, le soir, le coucher du soleil.
  • Hoe je activiteiten plant en beschrijft, bijvoorbeeld: Je planifie mes journées : ce lundi, je vais au marché.
  • Het gebruik van aanwijzende bijvoeglijke naamwoorden voor tijdsaanduidingen: ce, cet, cette, ces.
  • Praktische interactieve oefeningen zoals klassen van woorden, dialogen om gesprekken te oefenen en werkwoordvervoeging in de tegenwoordige en passé composé tijden.

Vandaag, gisteren en morgen

Je leert ook hoe je over activiteiten vertelt volgens verschillende tijdstippen: aujourd'hui (vandaag), hier soir (gisteravond) en demain matin (morgen ochtend). Bijvoorbeeld: Hier soir, j'ai regardé ce film avec mes amis.

Verschillen met het Nederlands

In tegenstelling tot het Nederlands zijn in het Frans de aanwijzende bijvoeglijke naamwoorden afhankelijk van het geslacht en het begin van het volgende woord. Zo gebruik je ce voor mannelijke woorden die met een medeklinker beginnen, maar cet als het volgende woord met een klinker of stomme h begint, bijvoorbeeld cet après-midi. In het Nederlands heb je deze onderscheidingen niet; hier zeg je gewoon "deze middag". Bovendien staat de dag- of tijdsaanduiding in het Frans vaak voor het werkwoord, zoals in Ce lundi, je vais au marché, terwijl je in het Nederlands meestal zegt “Op deze maandag ga ik naar de markt.”

Handige Franse woorden en uitdrukkingen:

  • le lundi – maandag
  • le matin – de ochtend
  • cet après-midi – vanmiddag
  • ce soir – vanavond
  • hier soir – gisteravond
  • demain – morgen

Met deze les krijg je een solide basis om over je weekplanning en dagelijkse activiteiten in het Frans te spreken, wat essentieel is voor het verklaren van afspraken en het voeren van gesprekken over tijd.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏