Organiser (organiseren) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Organiser (organiseren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Organiser - Verbuiging van organiseren in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Present, indicatif).

Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Organiser (organiseren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leerplan: Franse les - Jours de la semaine et parties de la journée (Dagen van de week en dagdelen)

Uitgang van organiseren in de tegenwoordige tijd

Frans Nederlands
(je/j') organise ik organiseer
(tu) organises jij organiseert
(il/elle/on) organise hij/zij/men organiseert
(nous) organisons wij organiseren
(vous) organisez jullie organiseren
(ils/elles) organisent zij organiseren

Voorbeeldzinnen

Frans Nederlands
J’organise ma semaine le matin. Ik organiseer mijn week in de ochtend.
Tu organises le week-end avec tes amis. Jij organiseert het weekend met je vrienden.
Il organise le jour du mardi. Hij organiseert op dinsdag.
Nous organisons un après-midi en famille. We organiseren een middag met familie.
Vous organisez le soir ce jeudi. Je organiseert donderdagavond.
Elles organisent le lundi et le vendredi. Zij organiseren op maandag en vrijdag.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

organises, organisent, organisez, organisons, organise

1.
J’... ma semaine le matin.
(Ik organiseer mijn week in de ochtend.)
2.
Il ... le jour du mardi.
(Hij organiseert op dinsdag.)
3.
Tu ... le week-end avec tes amis.
(Jij organiseert het weekend met je vrienden.)
4.
Nous ... un après-midi en famille.
(We organiseren een middag met familie.)
5.
Vous ... le soir ce jeudi.
(Je organiseert donderdagavond.)
6.
Elles ... le lundi et le vendredi.
(Zij organiseren op maandag en vrijdag.)