Frans A2.42: Organisatie en delegatie

Organisation et délégation

Woordenschat (10)

Le planning

Show

De planning Show

La responsabilité

Show

De verantwoordelijkheid Show

La priorité

Show

De prioriteit Show

La méthode

Show

De methode Show

Efficace

Show

Efficiënt Show

Organisé

Show

Georganiseerd Show

Le délégué

Show

De gedelegeerde Show

 Déléguer (delegeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Tu délègues le planning pour mieux collaborer.

Show

Je delegeert de planning om beter samen te werken. Show

Déléguer

Show

Delegeren Show

 Collaborer (samenwerken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Il collabore bien lors de la réunion planifiée.

Show

Hij werkt goed samen tijdens de geplande vergadering. Show

Collaborer

Show

Samenwerken Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Toon vertaling
Le délégué délèguera les tâches à chaque membre de l'équipe.
Nous collaborerons demain pour finir le planning.
La méthode la plus efficace est d'organiser les priorités.
La responsabilité du projet est toujours une grande tâche.

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Vertaling laden...

Les mots liés à l'organisation

Les mots liés à la délégation et la collaboration

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Déléguer delegeren

futur_simple

Frans Nederlands
(je/j') déléguerai ik zal delegeren
(tu) délègueras jij zult delegeren
(il/elle/on) délèguera hij/zij/men zal delegeren
(nous) délèguerons wij zullen delegeren
(vous) délèguerez u zult delegeren
(ils/elles) délègueront zij delegeren

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Collaborer samenwerken

futur_simple

Frans Nederlands
(je/j') collaborerai ik zal samenwerken
(tu) collaboreras jij zal samenwerken
(il/elle/on) collaborera hij/zij/men zal samenwerken
(nous) collaborerons wij zullen samenwerken
(vous) collaborerez u zult samenwerken
(ils/elles) collaboreront zij zullen samenwerken

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏