A2.16: Naar een concert gaan

Aller à un concert

Woordenschat (20)

 Un évènement: Een evenement (French)

Un évènement

Show

Een evenement Show

 La scène: Het podium (French)

La scène

Show

Het podium Show

 Le concert: Het concert (French)

Le concert

Show

Het concert Show

 La chanson: Het lied (French)

La chanson

Show

Het lied Show

 La foule: het publiek (French)

La foule

Show

Het publiek Show

 Le public: Het publiek (French)

Le public

Show

Het publiek Show

 Le rock: rockmuziek (French)

Le rock

Show

Rockmuziek Show

 Le jazz: jazz (French)

Le jazz

Show

Jazz Show

 Classique: klassiek (French)

Classique

Show

Klassiek Show

 La comédie musicale: de musical (French)

La comédie musicale

Show

De musical Show

 L'opéra: de opera (French)

L'opéra

Show

De opera Show

 Applaudir (beövelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Applaudir

Show

Beövelen Show

 Écouter (luisteren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Écouter

Show

Luisteren Show

 Écrire une chanson: Een lied schrijven (French)

Écrire une chanson

Show

Een lied schrijven Show

 Le billet d'entrée: Het entreeticket (French)

Le billet d'entrée

Show

Het entreeticket Show

 Le festival: Het festival (French)

Le festival

Show

Het festival Show

 Le vestiaire: de garderobe (French)

Le vestiaire

Show

De garderobe Show

 La fosse: de kuil (French)

La fosse

Show

De kuil Show

 Le groupe: De band (French)

Le groupe

Show

De band Show

 Détester (haten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Détester

Show

Haten Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Quand était la dernière fois que vous êtes allé à un concert ? Quel concert était-ce ? Quand y irez-vous à nouveau ? (Wanneer ben je voor het laatst naar een concert geweest? Welk concert was dat? Wanneer ga je weer?)
  2. Aimes-tu danser ? Quel genre de danse aimes-tu le plus ? (Hou je van dansen? Welke soort dans vind je het leukst?)
  3. Jouez-vous d'un instrument ? Si oui, lequel et quand avez-vous commencé ? (Speel je een instrument? Zo ja, welk instrument en wanneer ben je begonnen?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Je suis allé à mon dernier concert l'année dernière. C'était un concert pop de Ed Sheeran à Londres. J'irai à un concert de PINK dans deux mois.

Naar mijn laatste concert ging ik vorig jaar. Het was een popconcert van Ed Sheeran in Londen. Over twee maanden ga ik naar een concert van PINK.

Je n'ai jamais assisté à un concert, mais j'irai bientôt à un concert pour voir Lady Gaga.

Ik ben nog nooit naar een concert geweest, maar ik ga binnenkort naar een concert om Lady Gaga te zien.

Je ne danse pas.

Ik dans niet.

J'aime danser le tango. Je le fais depuis 2 ans.

Ik houd van de tango dansen. Dat doe ik al 2 jaar.

J'ai commencé à jouer du violon à 5 ans.

Ik begon met viool spelen toen ik 5 jaar oud was.

Dans ma famille, personne ne joue d'un instrument, mais tout le monde fait un sport.

In mijn familie bespeelt niemand een instrument, maar iedereen doet aan een soort sport.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Je vais acheter un billet pour le concert de jazz. (Ik ga een kaartje kopen voor het jazzconcert.)
Le groupe joue sur la scène et la foule applaudit fort. (De band speelt op het podium en het publiek klapt luid.)
Je détesterai être dans la fosse parce qu'il y a trop de monde. (Ik zou het verschrikkelijk vinden om in de put te staan omdat het er te druk is.)
Le festival commence à midi et le public est déjà impatient. (Het festival begint om twaalf uur en het publiek is al ongeduldig.)

Oefening 4: Clusteren van woorden

Instructie: Rangschik de woorden in twee categorieën: enerzijds plaatsen die met een concert of festival te maken hebben, en anderzijds elementen die met muziek en het optreden te maken hebben.

Lieux associés à un concert ou festival

Éléments liés à la musique et au spectacle

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Jouer spelen

futur_simple

Frans Nederlands
(je/j') jouerai ik zal spelen
(tu) joueras jij zult spelen
(il/elle/on) jouera hij/zij/men zal spelen
(nous) jouerons wij zullen spelen
(vous) jouerez jullie zullen spelen
(ils/elles) joueront zij zullen spelen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Détester haten

futur_simple

Frans Nederlands
(je/j') détesterai ik zal haten
(tu) détesteras jij zult haten
(il/elle/on) détestera hij/zij/men zal haten
(nous) détesterons wij zullen haten
(vous) détesterez jullie zullen haten
(ils/elles) détesteront zij zullen haten

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏