A2.15: De regering en verkiezingen

Le gouvernement et les élections

Woordenschat (18)

 Construire (bouwen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Construire

Show

Bouwen Show

 La révolution: De revolutie (French)

La révolution

Show

De revolutie Show

 La mairie: het gemeentehuis (French)

La mairie

Show

Het gemeentehuis Show

 L'administration: de administratie (French)

L'administration

Show

De administratie Show

 Le citoyen: de burger (French)

Le citoyen

Show

De burger Show

 La candidat: De kandidaat (French)

La candidat

Show

De kandidaat Show

 Le maire: de burgemeester (French)

Le maire

Show

De burgemeester Show

 Le président: de president (French)

Le président

Show

De president Show

 Le ministre: de minister (French)

Le ministre

Show

De minister Show

 La politique: De politiek (French)

La politique

Show

De politiek Show

 La loi: De wet (French)

La loi

Show

De wet Show

 Sérieux: serieus (French)

Sérieux

Show

Serieus Show

 Voter (kiezer) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Voter

Show

Kiezer Show

 Gouverner (besturen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Gouverner

Show

Besturen Show

 Le parti politique: De politieke partij (French)

Le parti politique

Show

De politieke partij Show

 L'Union Européenne: De Europese Unie (French)

L'Union Européenne

Show

De europese unie Show

 La campagne présidentielle : De presidentscampagne (French)

La campagne présidentielle

Show

De presidentscampagne Show

 Le Parlement: Het parlement (French)

Le Parlement

Show

Het parlement Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Quel gouvernement a votre pays ? (Wat voor regering heeft jouw land?)
  2. Existe-t-il une famille royale dans votre pays ? (Bestaat er een koninklijke familie in jouw land?)
  3. Es-tu allé à l'armée ? (Ben je naar het leger gegaan?)
  4. Quand ont lieu les élections ? (Wanneer zijn de verkiezingen?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Le 7 juillet, nous avons voté pour un nouveau président et un nouveau gouvernement.

Op 7 juli hebben we gestemd voor een nieuwe president en regering.

Le roi est le chef de l'État.

De koning is het staatshoofd.

Le dernier gouvernement était composé de 3 partis politiques.

De laatste regering bestond uit 3 politieke partijen.

Le gouvernement est contrôlé par le parlement et les juges.

De regering wordt gecontroleerd door het parlement en rechters.

J'ai dû aller à l'armée tout comme tous mes amis.

Ik moest naar het leger net als al mijn vrienden.

Je ne suis pas allé à l'armée mais j'ai travaillé dans une organisation sociale pendant un an à la place.

Ik ging niet naar het leger maar ik werkte in plaats daarvan een jaar bij een sociale organisatie.

Le Premier ministre a changé depuis les dernières élections.

De premier is veranderd sinds de laatste verkiezingen.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Le président organise la campagne présidentielle avant les élections. (De president organiseert de presidentscampagne voor de verkiezingen.)
Le maire travaille à la mairie pour servir les habitants. (De burgemeester werkt in het gemeentehuis om de inwoners te dienen.)
Le citoyen doit voter pour choisir ses représentants. (De burger moet stemmen om zijn vertegenwoordigers te kiezen.)
Le Parlement discute la loi avant de la voter. (Het parlement bespreekt de wet voordat het erover stemt.)

Oefening 4: Clusteren van woorden

Instructie: Sorteer deze woorden op basis van of ze betrekking hebben op overheidsinstellingen of het verkiezingsproces.

Institutions gouvernementales

Élections et campagne électorale

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Parler spreken

imparfait

Frans Nederlands
(je/j') parlais ik sprak
(tu) parlais jij sprak
(il/elle/on) parlait hij/zij/men sprak
(nous) parlions wij spraken
(vous) parliez jullie spraken
(ils/elles) parlaient zij spraken

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Voter kiezer

imparfait

Frans Nederlands
(je/j') votais ik koos
(tu) votais jij stemde
(il/elle/on) votait hij/zij/men stemde
(nous) votions wij stemden
(vous) votiez jullie stemden
(ils/elles) votaient zij stemden

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏