Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (12) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Gespreksoefening
Instructie:
- À quel étage chaque personne vit-elle ? (Op welke verdieping woont elke persoon?)
- Habitez-vous dans un appartement ? À quel étage habitez-vous ? (Woon je in een appartement? Op welke verdieping woon je?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Stevan habite au neuvième étage. Stevan woont op de negende verdieping. |
Catherine habite au dixième étage. Catherine woont op de tiende verdieping. |
Giulia habite au premier étage. Giulia woont op de eerste verdieping. |
Vous vivez dans un appartement au sixième étage. Je woont in een appartement op de zesde verdieping. |
À quel étage habitez-vous ? Op welke verdieping woon je? |
J'habite au rez-de-chaussée. Ik woon op de begane grond. |
... |
Oefening 2: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Dixième
Tiende
2
Dernier
Laatste
3
Se rappeler
Zich herinneren
4
Huitième
Achtste
5
Quatrième
Vierde