Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

  1. Voornaamwoorden weerspiegelen het geslacht (mannelijk of vrouwelijk) en het aantal (enkelvoud of meervoud) van het onderwerp.
  2. "Tu" wordt gebruikt in een informele situatie.
  3. "Vous" wordt gebruikt om tegen meerdere personen te spreken of in een formele situatie om respect te tonen aan één persoon (beleefdheid).
SingulierPluriel
JeNous
TuVous
Il / Elle / OnIls / Elles

Uitzonderingen!

  1. Het voorzetsel on kan gesproken worden gebruikt ter vervanging van wij of op een onpersoonlijke manier, om over mensen in het algemeen te spreken: "On mange à midi".

Oefening 1: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Comment ___ va ?

(Hoe gaat het?)

2. ___ suis enchanté de faire votre connaissance.

(Ik ben verheugd u te ontmoeten.)

3. ___ êtes monsieur Dupont, n'est-ce pas ?

(U bent meneer Dupont, nietwaar?)

4. ___ as un stylo ?

(Heb je een pen?)

5. Ça ___ très bien, merci !

(Het gaat heel goed, dank je!)

6. À bientôt, bonne ___ !

(Tot ziens, een fijne dag!)