Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

  1. Alle werkwoorden van de 1e groep eindigen op -er in de infinitief.
  2. De stam blijft hetzelfde voor alle persoonlijke voornaamwoorden.
Contacter (Contacteren)Envoyer (Sturen)
Je contacte (Ik contacteer)J'envoie (Ik stuure)
Tu contactes (Je contacteert)Tu envoies (Jij stuurtt)
Il/ Elle/ On contacte (Hij/ Zij/ Men contacteert)Il/ Elle/ On envoie (Hij/ Zij/ Men stuurt)
Nous contactons (Wij contacteren)Nous envoyons (Wij stuuren)
Vous contactez (U contacteert)Vous envoyez (Jullie verklikken)
Ils/ Elles contactent (Zij/ Zij contacteren)Ils/ Elles envoient (Zij sturenen)

Uitzonderingen!

  1. Sommige werkwoorden ondergaan een verandering om de uitspraak te behouden: manger - nous mangeons / commencer - nous commençons.

Oefening 1: Le présent de l'indicatif des verbes en -er: 1er groupe

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

prépare, comptes, contactes, envoyons, célébrez, étudie, habitent, présentons

1.
Ils ... en Italie.
(Ze wonen in Italië.)
2.
Tu ... les habitants.
(Je telt de inwoners.)
3.
Je ... un gâteau.
(Ik bereid een taart.)
4.
Il ... le français.
(Hij studeert Frans.)
5.
Tu ... ta village.
(Je neemt contact op met je dorp.)
6.
Nous ... des amis.
(We stellen vrienden voor.)
7.
Nous ... le numéro à ma mère.
(We sturen het nummer naar mijn moeder.)
8.
Vous ... son anniversaire.
(Jullie vieren zijn verjaardag)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. J'_____ mes coordonnées par email.

(Ik stuur mijn gegevens per e-mail.)

2. Tu _____ ton ami pour son adresse.

(Je vraagt je vriend om zijn adres.)

3. Nous _____ une lettre à nos voisins.

(We sturen een brief naar onze buren.)

4. Il _____ dans un village près de Paris.

(Hij woont in een dorp vlakbij Parijs.)

5. Vous _____ le service client pour des informations.

(U neemt contact op met de klantenservice voor informatie.)

6. Je _____ toujours mes collègues par téléphone.

(Ik neem altijd telefonisch contact op met mijn collega’s.)