Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio met vertalingen

Verbe: Faire (Werkwoord: Faire)Verbe: Prendre (Werkwoord: nemen)Verbe: Dire (Werkwoord: Zeggen)
Je faisJe prendsJe dis
Tu faisTu prendsTu dis
Il/ Elle/ On faitIl/ Elle/ On prendIl/ Elle/ On dit
Nous faisonsNous prenonsNous disons
Vous faitesVous prenezVous dites
Ils/ Elles fontIls/ Elles prennentIls/ Elles disent

Uitzonderingen!

  1. De eerste lettergreep van het werkwoord faire in de tweede persoon meervoud wordt uitgesproken als /ə/.

Oefening 1: Les verbes irréguliers : "Faire", "Prendre", "Dire"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

fais, disent, prends, prennent, dites, disons, faites, fait

1. Dire :
Vous ... au caissier que vous allez payer en carte bancaire.
(Je zegt tegen de kassamedewerker dat je met een pinpas gaat betalen.)
2. Prendre :
Depuis deux mois, je ... des cours à l'université.
(Ik neem al twee maanden les aan de universiteit.)
3. Faire :
Tu ... une allergie alors tu vas à la pharmacie.
(Je hebt een allergie dus je gaat naar de apotheek.)
4. Faire :
Toi et ta copine ... du sport au gymnase tous les mardis.
(Jij en je vriendin sporten elke dinsdag in de sportschool.)
5. Prendre :
Ils ... la nouvelle carte de la banque.
(Ze nemen de nieuwe bankpas.)
6. Dire :
Nous ... au plombier qu'il y a de l'eau dans la salle de bain.
(We zeggen tegen de loodgieter dat er water is in de badkamer.)
7. Dire :
Elles ... qu'elles n'aiment pas aller à l'école.
(Ze zeggen dat ze niet graag naar school gaan.)
8. Faire :
Le coiffeur ... les plus belles coiffures de la ville.
(De kapper maakt de mooiste kapsels van de stad.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

prends


ik neem

2

prenons


nemen

3

prennent


ze nemen

4

faites


jullie doen