- Ze worden gebruikt om snel op een vraag te reageren.
- Ze worden gebruikt om een persoon voor te stellen.
- Ze worden gebruikt om bezit uit te drukken.
Singulier (Enkelvoud) | Pluriel (Meervoud) |
---|---|
Moi (Ik) | Nous (Wij) |
Toi (Jij) | Vous (Jullie) |
Lui (Hij) | Eux (Zij) |
Elle (Zij) | Elles (Zij) |
Uitzonderingen!
- Met de voornaamwoorden "elle, eux, elles" maken we een verbindingsklank met de voorzetsel. Voorbeeld: J'habite chez elle.
Oefening 1: Les pronoms toniques: Moi, Toi, Lui...
Instructie: Vul het juiste woord in.
eux, moi, lui, vous, elle, elles, Moi
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. C'est ___ qui a froid en hiver.
(Hij heeft het koud in de winter.)2. Quand j'ai faim, ___ mange quelque chose.
(Als ik honger heb, eet ik iets.)3. Tu dois te reposer, prends soin de ___ !
(Je moet uitrusten, zorg goed voor jezelf!)4. Nous souffrons tous, mais ___ sommes forts.
(We lijden allemaal, maar we zijn sterk.)5. Elle tremble, car ___ a très froid.
(Ze bibbert omdat ze het heel koud heeft.)6. J'habite chez ___ pendant mes vacances.
(Ik logeer bij haar tijdens mijn vakantie.)