Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

  1. Het vragend bijwoord kan gevolgd worden door est-ce que voor gewone vragen.
Adverbe (Bijwoord)Exemples
(Waar)habites-tu ? (Waar woon je?)
Quand  (Wanneer)Quand vas-tu venir ?  (Wanneer kom je?)
Comment (Comment)Comment faire un gâteau ?  (Comment maak je een taart?)
Combien (Hoeveel)Combien ai-je de cadeaux ?  (Hoeveel cadeaus heb ik?)
Pourquoi (Waarom)Pourquoi habites-tu ici ?  (Waarom woon je hier?)

Uitzonderingen!

  1. In een vragende zin worden het onderwerp en de persoonsvorm omgedraaid. Voorbeeld: Où habites-tu?
  2. In een informele situatie, wanneer je op een “ja” wacht, kun je de vraag stellen door een bewering te maken en je stem aan het einde te laten stijgen. Voorbeeld: "Vous aimez cuisiner?"

Oefening 1: Les adverbes interrogatifs: "Où", "Pourquoi", "Combien", etc...

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

Quand, Comment, Pourquoi, Où, Combien

1. Lieu :
... est-ce que tu habites ?
(Waar woon je?)
2. Moment :
... arrêtez-vous les études?
(Wanneer stop je met je studie?)
3. Raison :
... est-elle infirmière ?
(Waarom is zij verpleegkundige?)
4. Moment :
... partez-vous en Espagne ?
(Wanneer vertrek je naar Spanje?)
5. Nombre :
... d'avocats as-tu eu ?
(Hoeveel advocaten heb je gehad?)
6. Raison :
... mélangent-ils le sel et le poivre ?
(Waarom mengen ze zout en peper?)
7. Lieu :
... est le professeur ?
(Waar is de docent?)
8. Manière :
... as-tu fait le gâteau ?
(Hoe heb je de taart gemaakt?)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. ___ habites-tu ?

(Waar woon je?)

2. ___ est-ce que tu viens à l'école ?

(Waarom kom je naar school?)

3. ___ de questions est-ce que tu poses ?

(Hoeveel vragen stel jij?)

4. ___ demandes-tu de l'aide ?

(Hoe vraag je om hulp?)

5. ___ réponds-tu aux questions ?

(Wanneer beantwoord je de vragen?)

6. ___ pose la question ?

(Wie stelt de vraag?)