10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Gesprek

1. Laurent: Laura ? Tu es déjà rentrée ? (Laura? Ben je al thuis?) Show
2. Laura: Oui c'est moi, j'ai juste fait quelques boutiques à Marseille. (Ja, dat ben ik, ik ben alleen even een paar winkels in Marseille langs geweest.) Show
3. Laurent: Tu as acheté beaucoup de vêtements aujourd'hui ? (Heb je vandaag veel kleding gekocht?) Show
4. Laura: Non, j'ai acheté peu de vêtements. Ça m'a couté 300 euros en tout. (Nee, ik heb weinig kleding gekocht. Het heeft me in totaal 300 euro gekost.) Show
5. Laurent: 300 euros ?! C'est beaucoup d'argent ! (300 euro?! Dat is veel geld!) Show
6. Laura: Oui, je sais, mais j'ai utilisé l'argent de mes économies. (Ja, ik weet het, maar ik heb het geld van mijn spaargeld gebruikt.) Show
7. Laurent: Donc tu as payé en espèce ? (Dus je hebt contant betaald?) Show
8. Laura: Oui, j'avais des billets. Regarde ma nouvelle robe ! (Ja, ik had biljetten. Kijk naar mijn nieuwe jurk!) Show
9. Laurent: Quel est le prix de cette robe ? (Wat is de prijs van deze jurk?) Show
10. Laura: Elle coûte 100 euros, elle est faite à la main. (Ze kost 100 euro, ze is met de hand gemaakt.) Show
11. Laurent: C'est très cher ! On a beaucoup de factures à payer ce mois-ci... (Het is heel duur! We hebben deze maand veel rekeningen te betalen...) Show
12. Laura: J'ai assez d'argent pour m'acheter cette robe et payer les factures, ne t'inquiètes pas ! (Ik heb genoeg geld om mezelf die jurk te kopen en de rekeningen te betalen, maak je geen zorgen!) Show
13. Laurent: Bon d'accord, je te fais confiance. Mais fais attention au budget ! (Oké, ik vertrouw je. Maar let op het budget!) Show

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. Combien coûte la nouvelle robe de Laura ?
    2. Hoeveel kost de nieuwe jurk van Laura?
  2. Quelle est la réaction de Laurent ?
    3. Wat is de reactie van Laurent?
  3. Laura a-t-elle payé en espèce ou en carte bancaire ?
    4. Heeft Laura contant betaald of met een bankpas?
  4. Combien Laura a-t-elle dépensé en tout ?
    5. Hoeveel heeft Laura in totaal uitgegeven?
  5. Est-ce que tu préfères payer en espèces ou par carte ?
    6. Betaal je liever contant of met een kaart?

Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

billets, argent, le prix, acheté, C'est très cher

1.
Quel est ... de cette robe ?
(Wat is de prijs van deze jurk?)
2.
Tu as ... beaucoup de vêtements aujourd'hui ?
(Heb je vandaag veel kleren gekocht?)
3.
Oui, j'avais des .... Regarde ma nouvelle robe !
(Ja, ik had biljetten. Kijk naar mijn nieuwe jurk!)
4.
... ! On a beaucoup de factures à payer ce mois-ci...
(Het is erg duur! We hebben deze maand veel rekeningen te betalen...)
5.
300 euros ?! C'est beaucoup d'... !
(300 euro?! Dat is veel geld!)

Oefening 3: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
13
13 Bon d'accord, je te fais confiance. Mais fais attention au budget !
(Goed, ik vertrouw je. Maar let op het budget!)
7
... Donc tu as payé en espèce ?
(Dus je hebt contant betaald?)
9
... Quel est le prix de cette robe ?
(Wat is de prijs van deze jurk?)
5
... 300 euros ?! C'est beaucoup d'argent !
(300 euro?! Dat is veel geld!)
10
... Elle coûte 100 euros, elle est faite à la main.
(Het kost 100 euro, het is met de hand gemaakt.)
12
... J'ai assez d'argent pour m'acheter cette robe et payer les factures, ne t'inquiètes pas !
(Ik heb genoeg geld om deze jurk te kopen en de rekeningen te betalen, maak je geen zorgen!)
3
... Tu as acheté beaucoup de vêtements aujourd'hui ?
(Heb je vandaag veel kleren gekocht?)
1
1 Laura ? Tu es déjà rentrée ?
(Laura? Ben je al thuis?)
4
... Non, j'ai acheté peu de vêtements. Ça m'a couté 300 euros en tout.
(Nee, ik heb weinig kleding gekocht. Het heeft me in totaal 300 euro gekost.)
8
... Oui, j'avais des billets. Regarde ma nouvelle robe !
(Ja, ik had biljetten. Kijk naar mijn nieuwe jurk!)
2
... Oui c'est moi, j'ai juste fait quelques boutiques à Marseille.
(Ja, dat ben ik, ik ben alleen even een paar winkels in Marseille langs geweest.)
6
... Oui, je sais, mais j'ai utilisé l'argent de mes économies.
(Ja, ik weet het, maar ik heb het geld van mijn spaargeld gebruikt.)
11
... C'est très cher ! On a beaucoup de factures à payer ce mois-ci...
(Het is erg duur! We hebben deze maand veel rekeningen te betalen...)