A2.4: Op het vliegveld en in het vliegtuig.

À l'aéroport et dans l'avion.

Woordenschat (19)

 Le passeport: de paspoort (French)

Le passeport

Show

De paspoort Show

 La carte d'identité: de identiteitskaart (French)

La carte d'identité

Show

De identiteitskaart Show

 Le visa: de visum (French)

Le visa

Show

De visum Show

 Le passager: de passagier (French)

Le passager

Show

De passagier Show

 Le siège: De stoel (French)

Le siège

Show

De stoel Show

 L'aéroport: de luchthaven (French)

L'aéroport

Show

De luchthaven Show

 Une hôtesse de l'air: een stewardess (French)

Une hôtesse de l'air

Show

Een stewardess Show

 La ceinture de sécurité: De veiligheidsgordel (French)

La ceinture de sécurité

Show

De veiligheidsgordel Show

 Le pilote: de piloot (French)

Le pilote

Show

De piloot Show

 Atterrir (landen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Atterrir

Show

Landen Show

 Décoller (opstijgen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Décoller

Show

Opstijgen Show

 Un vol: Een vlucht (French)

Un vol

Show

Een vlucht Show

 S'installer confortablement: Zich comfortabel installeren (French)

S'installer confortablement

Show

Zich comfortabel installeren Show

 Le contrôle de sécurité: De veiligheidscontrole (French)

Le contrôle de sécurité

Show

De veiligheidscontrole Show

 Le terminal: De terminal (French)

Le terminal

Show

De terminal Show

 Les consignes de sécurité: Veiligheidsinstructies (French)

Les consignes de sécurité

Show

Veiligheidsinstructies Show

 La douane: de douane (French)

La douane

Show

De douane Show

 L'escale: de tussenlanding (French)

L'escale

Show

De tussenlanding Show

 La turbulence: De turbulentie (French)

La turbulence

Show

De turbulentie Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Avec l'aide des images, décrivez ce que vous devez faire à l'aéroport et dans l'avion. (Met behulp van de foto's beschrijf wat je moet doen op het vliegveld en in het vliegtuig.)
  2. Aimes-tu prendre l'avion ? Pourquoi ou pourquoi pas ? (Hou je van vliegen? Waarom of waarom niet?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Vous devez obtenir votre billet au comptoir d'enregistrement.

Je moet je ticket bij de incheckbalie halen.

Il est nécessaire de passer le contrôle de sécurité.

Het is noodzakelijk om de veiligheidscontrole te doorlopen.

Dans l'avion, vous devez utiliser votre ceinture de sécurité.

In het vliegtuig moet je je veiligheidsgordel gebruiken.

Je n'aime pas prendre l'avion parce que le contrôle de sécurité prend toujours tellement de temps.

Ik hou er niet van om te vliegen omdat de veiligheidscontrole altijd zo lang duurt.

J'aime prendre l'avion parce que c'est tellement rapide.

Ik ga graag met het vliegtuig omdat het zo snel is.

Je n'aime pas les sièges d'avion. Ils ne sont pas confortables.

Ik houd niet van de vliegtuigstoelen. Ze zijn niet comfortabel.

Le steward montre les consignes de sécurité.

De steward laat de veiligheidsinstructies zien.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

L'avion va décoller dans exactement quinze minutes. (Het vliegtuig vertrekt over precies vijftien minuten.)
N'oubliez pas de boucler votre ceinture de sécurité avant le décollage. (Vergeet niet uw veiligheidsgordel vast te maken vóór het opstijgen.)
Le contrôle de sécurité est juste avant le terminal principal. (De veiligheidscontrole is net voor de hoofdterminal.)
Après l'escale, nous allons atterrir à l'aéroport Charles de Gaulle, à Paris. (Na de tussenstop zullen we landen op de luchthaven Charles de Gaulle in Parijs.)

Oefening 4: Clusteren van woorden

Instructie: Rangschik de woorden op de plaats of het moment waarop ze tijdens een vliegtuigreis worden gebruikt.

Au sol à l'aéroport

Dans l'avion pendant le vol

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Atterrir landen

present

Frans Nederlands
(je/j') atterris ik land
(tu) atterris jij landt
(il/elle/on) atterrit hij/zij/men landt
(nous) atterrissons wij landen
(vous) atterrissez jullie landen
(ils/elles) atterrissent zij landen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Décoller opstijgen

present

Frans Nederlands
(je/j') décolle ik stijg op
(tu) décolles jij stijgt op
(il/elle/on) décolle hij/zij/wij stijgt op
(nous) décollons wij stijgen op
(vous) décollez jullie stijgen op
(ils/elles) décollent zij stijgen op

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏