Décoller (opstijgen) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief) Delen Gekopieerd!
Décoller - Vervoeging van opstijgen in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aanwijzende wijs (Present, indicatif).
Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)
Alle vervoegingen en tijden: Décoller (opstijgen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Leerplan: Franse les - À l'aéroport et dans l'avion. (Op het vliegveld en in het vliegtuig.)
Vervoeging van opstijgen in de tegenwoordige tijd
| Frans | Nederlands |
|---|---|
| (je/j') décolle | ik stijg op |
| (tu) décolles | jij stijgt op |
| (il/elle/on) décolle | hij/zij/wij stijgt op |
| (nous) décollons | wij stijgen op |
| (vous) décollez | jullie stijgen op |
| (ils/elles) décollent | zij stijgen op |
Voorbeeldzinnen
| Frans | Nederlands |
|---|---|
| Je décolle à huit heures. | Ik neem om acht uur het vliegtuig. |
| Tu décolles pour Marseille. | Jij stijgt op naar Marseille. |
| Elle décolle de Paris. | zij stijgt op vanuit Parijs |
| Nous décollons dans cinq minutes. | We stijgen over vijf minuten op. |
| Vous décollez samedi matin. | Je vertrekt zaterdagochtend. |
| Ils décollent pour les vacances. | Ze vertrekken voor de vakantie. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
décollent, décolle, décollons, décollez, décolles
1.
Elle ... de paris.
(Ze vertrekt uit Parijs.)
2.
Vous ... samedi matin.
(Je vertrekt zaterdagochtend.)
3.
Je ... à huit heures.
(Ik neem om acht uur het vliegtuig.)
4.
Ils ... pour les vacances.
(Ze vertrekken voor de vakantie.)
5.
Tu ... pour marseille.
(Je vertrekt naar Marseille.)
6.
Nous ... dans cinq minutes.
(We stijgen over vijf minuten op.)