10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Tekst en vertaling

1. Le soleil brille à Bordeaux le lundi matin. De zon schijnt in Bordeaux op maandagochtend.
2. À midi, la température monte jusqu’à dix-huit degrés. Om twaalf uur stijgt de temperatuur tot achtien graden.
3. Mardi, le vent souffle dans toute la ville. Dinsdag waait de wind door de hele stad.
4. Avant le soir, quelques nuages arrivent dans le ciel. Voor de avond verschijnen enkele wolken aan de hemel.
5. Mercredi, il pleut en après-midi. Woensdag regen in de middag.
6. Jeudi, il fait froid. Donderdag is het koud.
7. Vendredi, il y a un petit orage vers dix-sept heures. vrijdag is er een kleine onweersbui rond vijf uur.
8. Après la pluie, le ciel est ensoleillé. Na de regen is de lucht zonnig.
9. Samedi, il fait beau et les gens sortent en terrasse. Zaterdag, het is mooi weer en de mensen gaan naar het terras.
10. Dimanche, la température baisse avec un peu de brouillard. Zondag daalt de temperatuur met wat mist.

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. Quel temps fait-il mercredi à Bordeaux ?
    2. Hoe is het weer woensdag in Bordeaux?
  2. Est-ce qu’il neige pendant la semaine ?
    3. Sneeuwt het tijdens de week?
  3. Quel temps fait-il le samedi?
    4. Wat voor weer is het op zaterdag?
  4. Comment est la météo dans ta région en hiver ?
    5. Hoe is het weer in jouw regio in de winter?
  5. Quel temps aimes-tu le plus ?
    6. Welke weersomstandigheden vind je het fijnst?

Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

température, il pleut, brouillard, pluie, soleil, nuages

1.
À midi, la ... monte jusqu’à dix-huit degrés.
(Om twaalf uur stijgt de temperatuur tot achttien graden.)
2.
Dimanche, la température baisse avec un peu de ....
(Zondag daalt de temperatuur met wat mist.)
3.
Après la ..., le ciel est ensoleillé.
(Na de regen is de lucht zonnig.)
4.
Le ... brille à Bordeaux le lundi matin.
(De zon schijnt in Bordeaux op maandagochtend.)
5.
Mercredi, ... en après-midi.
(Woensdag regent het in de namiddag.)
6.
Avant le soir, quelques ... arrivent dans le ciel.
(Voor de avond komen er enkele wolken aan in de lucht.)