- "En" wordt gebruikt voor maanden en seizoenen.
- "À" wordt gebruikt voor precieze uren.
- We gebruiken "avant" en "après" om een volgorde in de tijd aan te geven.
Préposition (Voorzetsel) | Exemple (Voorbeeld) |
---|---|
En (In) | Nous partons en juillet. (We vertrekken in juli.) |
À (À) | Rendez-vous à midi. (Afspraak om twaalf uur.) |
Avant (Voor) | Nous partons avant l'école. (Wij vertrekken voor school.) |
Après (Na) | Je me couche après le film. (Ik ga na de film naar bed.) |
Uitzonderingen!
- Let op, verwissel niet à (voorzetsel) en a (3e persoon enkelvoud van het werkwoord avoir in de tegenwoordige tijd).
Oefening 1: Les prépositions de temps: "En, À, Avant, Après"
Instructie: Vul het juiste woord in.
après, avant, en, à
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Je vais à la plage ___ juillet parce qu'il fait chaud.
(Ik ga in juli naar het strand omdat het warm is.)2. Le rendez-vous est ___ midi, ne sois pas en retard.
(De afspraak is om twaalf uur, wees niet te laat.)3. Nous partons ___ la tempête pour éviter la pluie.
(We vertrekken voor de storm om de regen te vermijden.)4. Je me couche ___ avoir regardé l'orage par la fenêtre.
(Ik ga naar bed nadat ik door het raam naar het onweer heb gekeken.)5. Il fait beau ___ été, avec beaucoup de soleil et peu de nuages.
(Het is mooi weer in de zomer, met veel zon en weinig wolken.)6. Le brouillard arrive ___ midi, alors sois prudent sur la route.
(De mist arriveert voor het middaguur, dus wees voorzichtig op de weg.)