- "En" wordt gebruikt voor maanden en seizoenen.
- "À" wordt gebruikt voor exacte uren.
- We gebruiken "avant" en "après" om een volgorde in de tijd aan te geven.
Préposition (voorzetsel) | Exemple (Voorbeeld) |
---|---|
En (In) | Nous partons en juillet. (We vertrekken in juli.) |
À (Om) | Rendez-vous à midi. (Afspraak om twaalf uur.) |
Avant (Voor) | Nous partons avant l'école. (We vertrekken voor school.) |
Après (Na) | Je me couche après le film. (Ik ga na de film naar bed.) |
Uitzonderingen!
- Let op, verwissel à (voorzetsel) niet met a (3e persoon enkelvoud van het werkwoord avoir in de tegenwoordige tijd).
Oefening 1: Les prépositions de temps: "En, À, Avant, Après"
Instructie: Vul het juiste woord in.
après, avant, en, à
1.
Je rentre ... qu'il pleuve.
(Ik ga naar binnen voordat het gaat regenen.)
2.
Elles rentrent ... minuit.
(Ze komen om middernacht thuis.)
3.
Il pleut souvent ... hiver.
(Het regent vaak in de winter.)
4.
Il neige souvent ... janvier.
(Het sneeuwt vaak in januari.)
5.
Nous célébrons ton anniversaire ... mars.
(We vieren je verjaardag in maart.)
6.
Je mange ... vingt heures.
(Ik eet om twintig uur.)
7.
J'étudies ... le repas pour réviser.
(Ik studeer na het eten om te herhalen.)
8.
Le temps change ... automne.
(Het weer verandert in de herfst)
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
avant
voor
2
en
Het regent vaak in de winter.
3
après
na
4
à
Ik eet om twintig uur.