Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

  1. Wanneer ze worden gebruikt na de voorzetsels à en de, worden de lidwoorden le en les samengevoegd.
  2. De artikelen "la" en "l'" worden nooit samengevoegd.
Singulier (Enkelvoud)À + leAu (Enkelevoud À + deAu Van + deDu)De + leDu (Van)
Pluriel (Meervoud)À + lesAux (Aan)De + lesDes (Enkelvoud)

Uitzonderingen!

  1. Met aux en des maak je de verbinding met het volgende woord wanneer het begint met een klinker of een h. Voorbeeld: Aux enfants ; des idées
  2. De artikelen "au" en "aux" worden op dezelfde manier uitgesproken /o/.

Oefening 1: Les articles contractés : "Au, Aux, Du, Des"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

du, au, des, aux

1.
Il mange un plat ... bœuf.
(Hij eet een gerecht met rundvlees.)
2.
Elle mélange les pâtes ... poulet.
(Ze mengt de kippenpasta.)
3.
Ils achètent ... jolis vêtements.
(Ze kopen mooie kleren.)
4.
Elle revient ... marché avec un sac.
(Ze komt terug van de markt met een tas.)
5.
Tu choisis le manteau ... centre commercial ?
(Kies jij de jas van het winkelcentrum?)
6.
Nous allons ... magasins samedi matin.
(We gaan zaterdagmorgen naar de winkels.)
7.
Je prends une grosse bouteille ... frigo.
(Ik pak een grote fles uit de koelkast.)
8.
Les enfants choisissent ... chaussures.
(De kinderen kiezen schoenen.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Je vais ___ supermarché pour acheter du pain et des fruits.

(Ik ga naar de supermarkt om brood en fruit te kopen.)

2. Elle prend ___ légumes frais au marché chaque jeudi.

(Ze koopt elke donderdag verse groenten op de markt.)

3. Nous comparons les prix ___ fromage à la fromagerie.

(We vergelijken de kaasprijzen bij de kaaswinkel.)

4. Le client choisit ___ poissons frais à la poissonnerie.

(De klant kiest verse vis bij de viswinkel.)

5. Je parle ___ vendeur pour demander où se trouve la boulangerie.

(Ik praat met de verkoper om te vragen waar de bakkerij is.)

6. Ils vont ___ magasins du centre commercial pour faire les courses.

(Ze gaan naar de winkels in het winkelcentrum om boodschappen te doen.)