Leer hoe je in het Frans een datum correct vormt. Deze les behandelt de structuur "le" + dag + maand + jaar, het gebruik van "1er" voor eerste dag, maanden zonder hoofdletter en voorbeelden zoals "le 14 juillet" en "le jeudi 25 décembre 2022". Inclusief verschillen met het Nederlands en handige uitdrukkingen voor beginnende leerlingen.
- De data volgen de volgorde: "le" + "jour" + "mois" + "année".
- De maanden van het jaar krijgen geen hoofdletter.
- We gebruiken kardinale cijfers voor de dag.
| Date | Exemple |
|---|---|
| Complète (Volledig) | le 1er janvier 2025 |
| Sans l'année (zonder het jaar) | le 14 juillet |
| Avec le jour de la semaine (Met de dag van de week) | le jeudi 25 décembre 2022 |
| Abrégée (Afgekort) | 22/02/2023 |
Uitzonderingen!
- We zeggen le 1er voor de eerste dag van de maand.
Oefening 1: Comment former la date?
Instructie: Vul het juiste woord in.
Le 11 novembre, le 1er septembre, le 6 janvier, Le 1er janvier, le 25 décembre, le 15 août, le 1er avril, Le 14 juillet
1.
01/01:
... est le jour de l'an.
(1 januari is nieuwjaarsdag.)
2.
25/12:
Nous célébrons ... en famille.
(Wij vieren 25 december met familie.)
3.
01/09:
Nous revenons à l'école ....
(We gaan op 1 september weer naar school.)
4.
15/08:
On part en vacances ....
(We gaan op vakantie op 15 augustus.)
5.
06/01:
Je suis né ....
(Ik ben geboren op 6 januari.)
6.
14/07:
... est une fête nationale en France.
(14 juli is een nationale feestdag in Frankrijk.)
7.
11/11:
... est un jour férié.
(11 november is een feestdag.)
8.
01/04:
On mange du chocolat ....
(We eten chocolade op 1 april.)
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Nous célébrons Noël ____ 25 décembre.
(We vieren Kerstmis ____ 25 december.)2. La rentrée scolaire est ____ 1er septembre.
(Het schooljaar begint ____ 1 september.)3. Le jour de l'an est ____ 1er janvier.
(Nieuwjaarsdag is ____ 1 januari.)4. La fête nationale française est ____ 14 juillet.
(De Franse nationale feestdag is ____ 14 juli.)5. Pâques tombe ____ 17 avril cette année.
(Pasen valt ____ 17 april dit jaar.)6. Nous partons en vacances ____ 21 juin.
(We gaan met vakantie ____ 21 juni.)
