Frans A1.14: Kalenderdata en feestdagen

Dates de calendrier et jours fériés

Woordenschat (10)

 Le mois: De maand (French)

Le mois d'août est parfait pour les grandes vacances.

Show

August is perfect voor de zomervakantie. Show

Le mois

Show

De maand Show

 Le calendrier: De kalender (French)

Regarde le calendrier pour noter les jours fériés de l'année.

Show

Kijk op de kalender om de feestdagen van het jaar te noteren. Show

Le calendrier

Show

De kalender Show

 Noël: Kerstmis (French)

Nous fêtons Noël le 25 décembre avec toute la famille.

Show

We vieren kerst op 25 december met de hele familie. Show

Noël

Show

Kerstmis Show

 Pâques: Pasen (French)

Nous célébrons Pâques le dimanche 17 avril cette année.

Show

We vieren Pasen dit jaar op zondag 17 april. Show

Pâques

Show

Pasen Show

 La rentrée: De start van het schooljaar (French)

La rentrée a lieu le 1er septembre chaque année en France.

Show

De start van het schooljaar vindt elk jaar plaats op 1 september in Frankrijk. Show

La rentrée

Show

De start van het schooljaar Show

 Célébrer (vieren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vous célébrez votre fête avec un gâteau.

Show

Jullie vieren je feest met een taart. Show

Célébrer

Show

Vieren Show

 Se souvenir (zich herinneren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Tu te souviens de la date de Pâques ?

Show

Weet je de datum van Pasen nog? Show

Se souvenir

Show

Zich herinneren Show

 Le nouvel an: het nieuwe jaar (French)

Nous célébrons le nouvel an le 1er janvier avec la famille.

Show

Wij vieren nieuwjaar op 1 januari met de familie. Show

Le nouvel an

Show

Het nieuwe jaar Show

 Le jour de l'an: Nieuwjaarsdag (French)

Le 1er janvier, nous célébrons le jour de l'an en famille.

Show

Op 1 januari vieren we oud en nieuw met het gezin. Show

Le jour de l'an

Show

Nieuwjaarsdag Show

 La journée: de dag (French)

La journée du 25 décembre est spéciale pour toute la famille.

Show

De dag van 25 december is speciaal voor het hele gezin. Show

La journée

Show

De dag Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Dites le nom du jour férié et sa date. (Noem de naam van de feestdag en de datum ervan.)
  2. Quels sont vos projets pour les vacances ? Avec qui allez-vous les passer ? (Wat zijn je plannen voor de feestdagen? Met wie ga je het doorbrengen?)
  3. Quel jour sommes-nous aujourd'hui ? (Welke dag is het vandaag?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Noël est le vingt-cinq décembre.

Kerstmis is op vijfentwintig december.

Les vacances d'été sont en juillet et août.

Zomervakantie is in juli en augustus.

Pâques tombe toujours à une date différente.

Pasen valt altijd op een andere datum.

Je prévois de célébrer Noël avec ma famille.

Ik ben van plan om kerst met mijn familie te vieren.

Je vais célébrer le Nouvel An avec mes amis.

Ik ga nieuwjaar vieren met mijn vrienden.

Aujourd'hui, c'est le quatorze février 2025.

Vandaag is het veertiende februari 2025.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Le mois


De maand

2

Se souvenir


Zich herinneren

3

Le calendrier


De kalender

4

Célébrer


Vieren

5

La journée


De dag

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling
1.
parfait pour | les grandes | daoût est | vacances. | Le mois
Le mois d'août est parfait pour les grandes vacances.
(August is perfect voor de zomervakantie.)
2.
de lannée. | jours fériés | noter les | Regarde le | calendrier pour
Regarde le calendrier pour noter les jours fériés de l'année.
(Kijk op de kalender om de feestdagen van het jaar te noteren.)
3.
lan en | Le 1er | famille. | jour de | célébrons le | janvier, nous
Le 1er janvier, nous célébrons le jour de l'an en famille.
(Op 1 januari vieren we oud en nieuw met het gezin.)
4.
un âge | Il célèbre | jour. | important ce
Il célèbre un âge important ce jour.
(Hij viert vandaag een belangrijke leeftijd.)
5.
avec la | 1er janvier | famille. | le nouvel | Nous célébrons | an le
Nous célébrons le nouvel an le 1er janvier avec la famille.
(Wij vieren nieuwjaar op 1 januari met de familie.)
6.
souvenez du | mai ? | calendrier pour | Vous vous
Vous vous souvenez du calendrier pour mai ?
(Herinner je je de kalender voor mei?)
7.
dimanche 17 | Pâques le | Nous célébrons | année. | avril cette
Nous célébrons Pâques le dimanche 17 avril cette année.
(We vieren Pasen dit jaar op zondag 17 april.)

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Toon vertaling
Le 14 juillet, on fête la prise de la Bastille.
Noël est toujours célébré le 25 décembre en famille.
Le 1er janvier, c'est le jour de l'an en France.
La rentrée scolaire commence le 1er septembre chaque année.

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Groeper deze woorden in twee verschillende categorieën, afhankelijk van of ze officiële feestdagen aanduiden of belangrijke data gerelateerd aan het schoolleven en de kalender.

Jours fériés officiels

Dates scolaires et moments du calendrier

Oefening 7: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

commencez, commences, commence, commençons, commencent

1.
Je ... la rentrée ce lundi.
(Ik begin de schoolstart deze maandag.)
2.
Tu ... à planifier noël aujourd'hui.
(Je begint vandaag kerst te plannen.)
3.
Il ... le calendrier du nouvel an.
(Hij begint de kalender van het nieuwe jaar.)
4.
Nous ... la journée de pâques ensemble.
(We beginnen samen de Paasdag.)
5.
Vous ... à célébrer en septembre.
(Je begint in september te vieren.)
6.
Ils ... les vacances en juin.
(Ze beginnen de vakantie in juni.)

Oefening 8: Comment former la date?

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Hoe vorm je de datum?

Toon vertaling Toon antwoorden

Le 11 novembre, le 1er septembre, le 6 janvier, Le 1er janvier, le 25 décembre, le 15 août, le 1er avril, Le 14 juillet

1. 01/01:
... est le jour de l'an.
(1 januari is nieuwjaarsdag.)
2. 25/12:
Nous célébrons ... en famille.
(We vieren 25 december met familie.)
3. 01/09:
Nous revenons à l'école ....
(We gaan op 1 september weer naar school.)
4. 15/08:
On part en vacances ....
(We vertrekken op 15 augustus met vakantie.)
5. 06/01:
Je suis né ....
(Ik ben geboren op 6 januari.)
6. 14/07:
... est une fête nationale en France.
(14 juli is een nationale feestdag in Frankrijk.)
7. 11/11:
... est un jour férié.
(11 november is een feestdag.)
8. 01/04:
On mange du chocolat ....
(We eten chocolade op 1 april.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Commencer beginnen

present

Frans Nederlands
(je/j') commence ik begin
(tu) commences jij begint
(il/elle/on) commence hij/zij/men begint
(nous) commençons wij beginnen
(vous) commencez u begint
(ils/elles) commencent zij beginnen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏