10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Gesprek

1. Ali : Salut Rosie ! Que fais-tu samedi soir ? (Hoi Rosie! Wat doe je zaterdagavond?) Show
2. Rosie: Je suis libre, pourquoi ? (Ik ben vrij, waarom?) Show
3. Ali : Je fais une fête chez moi à partir de 20 heures, c’est mon anniversaire. (Ik geef een feestje bij mij thuis vanaf 20 uur, het is mijn verjaardag.) Show
4. Rosie: C’est vrai ! Tu fêtes ton anniversaire le 5 novembre ! Quel âge as-tu cette année ? (Dat klopt! Jij viert je verjaardag op 5 november! Hoe oud word je dit jaar?) Show
5. Ali : J’ai trente-cinq ans, déjà ! Tu te souviens pas ? (Ik ben al vijfendertig jaar oud! Weet je het niet meer?) Show
6. Rosie: Oups ! Est-ce que tu prépares quelque chose ? (Oeps! Ben je iets aan het voorbereiden?) Show
7. Ali : Oui, on fait un gâteau au chocolat. (Ja, we maken een chocoladetaart.) Show
8. Rosie: Et tu invites combien de personnes ? (En hoeveel mensen nodig je uit?) Show
9. Ali : Environ quatre amis et ma famille, ma nièce est là aussi ! (Ongeveer vier vrienden en mijn familie, mijn nichtje is er ook!) Show
10. Rosie: Quelle merveille ! Quel âge a-t-elle maintenant ? (Wat een wonder! Hoe oud is ze nu?) Show
11. Ali : Elle a un an et demi. Est-ce que tu viens ? (Ze is anderhalf jaar oud. Kom je ook?) Show
12. Rosie: Oui bien sûr! On va s’amuser ! (Ja natuurlijk! We gaan plezier maken!) Show
13. Ali : À samedi alors ! (Tot zaterdag dan!) Show

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. Quel jour Ali fait-il sa fête ?
    2. Op welke dag viert Ali zijn feest?
  2. Quel âge a Ali maintenant ?
    3. Hoe oud is Ali nu?
  3. Combien de personnes Ali invite-t-il ?
    4. Hoeveel mensen nodigt Ali uit?
  4. Quel âge a la nièce de Ali?
    5. Hoe oud is de nicht van Ali?
  5. Est-ce que tu fais une fête pour ton anniversaire ?
    6. Geef je een feestje voor je verjaardag?

Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

prépares, Elle a un an et demi, gâteau, Quel âge a-t-elle, anniversaire

1.
.... Est-ce que tu viens ?
(Ze is anderhalf jaar oud. Kom je?)
2.
Quelle merveille ! ... maintenant ?
(Wat een wonder! Hoe oud is ze nu?)
3.
Je fais une fête chez moi à partir de 20 heures, c’est mon ....
(Ik geef een feestje bij mij thuis vanaf 20 uur, het is mijn verjaardag.)
4.
Oups ! Est-ce que tu ... quelque chose ?
(Oeps! Ben je iets aan het voorbereiden?)
5.
Oui, on fait un ... au chocolat.
(Ja, we maken een chocoladecake.)

Oefening 3: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
12
... Oui bien sûr! On va s’amuser !
(Ja natuurlijk! We gaan plezier maken!)
2
... Je suis libre, pourquoi ?
(Ik ben vrij, waarom?)
6
... Oups ! Est-ce que tu prépares quelque chose ?
(Oeps! Ben je iets aan het voorbereiden?)
9
... Environ quatre amis et ma famille, ma nièce est là aussi !
(Ongeveer vier vrienden en mijn familie, mijn nichtje is er ook!)
4
... C’est vrai ! Tu fêtes ton anniversaire le 5 novembre ! Quel âge as-tu cette année ?
(Het is waar! Je viert je verjaardag op 5 november! Hoe oud ben je dit jaar?)
11
... Elle a un an et demi. Est-ce que tu viens ?
(Ze is anderhalf jaar oud. Kom je?)
1
1 Salut Rosie ! Que fais-tu samedi soir ?
(Hoi Rosie! Wat doe je zaterdagavond?)
7
... Oui, on fait un gâteau au chocolat.
(Ja, we maken een chocoladecake.)
8
... Et tu invites combien de personnes ?
(En hoeveel personen nodig je uit?)
5
... J’ai trente-cinq ans, déjà ! Tu te souviens pas ?
(Ik ben al vijfendertig jaar oud! Herinner je het je niet?)
3
... Je fais une fête chez moi à partir de 20 heures, c’est mon anniversaire.
(Ik geef een feestje bij mij thuis vanaf 20 uur, het is mijn verjaardag.)
13
13 À samedi alors !
(Tot zaterdag dan!)
10
... Quelle merveille ! Quel âge a-t-elle maintenant ?
(Wat een wonder! Hoe oud is ze nu?)