Vendre (verkopen) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Vendre (verkopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vendre - Vervoeging van verkopen in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Present, indicatif).

Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Vendre (verkopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leerplan: Franse les - Prix et argent (Prijzen en geld)

Tegenwoordige tijd van het werkwoord verkopen

Frans Nederlands
(je/j') vends ik verkoop
(tu) vends jij verkoopt
(il/elle/on) vend hij/zij/men verkoopt
(nous) vendons wij verkopen
(vous) vendez jullie verkopen
(ils/elles) vendent zij verkopen

Voorbeeldzinnen

Frans Nederlands
Je vends ce billet pour vingt euros. Ik verkoop dit kaartje voor twintig euro.
Tu vends la pomme de terre en espèce ? jij verkoopt de aardappel contant
Il vend le fromage par carte bancaire. Hij verkoopt de kaas met de bankpas.
Nous vendons les biscuits à un bon prix. Wij verkopen de koekjes voor een goede prijs.
Vous vendez la monnaie après l'achat ? U verkoopt de valuta na de aankoop
Ils vendent les légumes, ce n’est pas cher ! zij verkopen de groenten, het is niet duur!

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

vends, vendez, vend, vendent, vendons

1.
Tu ... la pomme de terre en espèce ?
(Jij verkoopt de aardappel contant)
2.
Nous ... les biscuits à un bon prix.
(Wij verkopen de koekjes voor een goede prijs.)
3.
Il ... le fromage par carte bancaire.
(Hij verkoopt de kaas met de bankpas.)
4.
Vous ... la monnaie après l'achat ?
(U verkoopt de valuta na de aankoop)
5.
Je ... ce billet pour vingt euros.
(Ik verkoop dit kaartje voor twintig euro.)
6.
Ils ... les légumes, ce n’est pas cher !
(Zij verkopen de groenten, het is niet duur!)