Utiliser (gebruiken) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief) Delen Gekopieerd!
Utiliser - Vervoeging van gebruiken in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief. (Present, indicatif).
Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)
Alle vervoegingen en tijden: Utiliser (gebruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Leerplan: Franse les - Services quotidiens (Dagelijkse diensten)
Tegenwoordige tijd van gebruiken
| Frans | Nederlands |
|---|---|
| (je/j') j'utilise | ik gebruik |
| tu utilises | jij gebruikt |
| il/elle/on utilise | hij/zij/men gebruikt |
| nous utilisons | wij gebruiken |
| vous utilisez | u gebruikt |
| ils/elles utilisent | zij gebruiken |
Voorbeeldzinnen
| Frans | Nederlands |
|---|---|
| J'utilise l'ordinateur à la bibliothèque. | Ik gebruik de computer in de bibliotheek. |
| Tu utilises la carte à la station essence. | Je gebruikt de kaart bij het tankstation. |
| Le caissier utilise l'ordinateur au commerce. | De kassier gebruikt de computer in de winkel. |
| Nous utilisons la poste près de l'école. | We gebruiken het postkantoor bij de school. |
| Vous utilisez la banque pour retirer de l'argent. | Je gebruikt de bank om geld op te nemen. |
| Ils utilisent la pharmacie pour leurs médicaments. | Ze gebruiken de apotheek voor hun medicijnen. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
utilisent, j'utilise, vous utilisez, ils, tu utilises, nous utilisons, on
1.
... l'ordinateur à la bibliothèque.
(Ik gebruik de computer in de bibliotheek.)
2.
... la carte à la station essence.
(Je gebruikt de kaart bij het tankstation.)
3.
... la banque pour retirer de l'argent.
(Je gebruikt de bank om geld op te nemen.)
4.
... la poste près de l'école.
(We gebruiken het postkantoor bij de school.)
5.
Le caissier utilise l'ordinateur au commerce.
(De kassier gebruikt de computer in de winkel.)
6.
... ... la pharmacie pour leurs médicaments.
(Ze gebruiken de apotheek voor hun medicijnen.)