Souffrir (lijden) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief) Delen Gekopieerd!
Souffrir - Vervoeging van lijden in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, onvoltooid tegenwoordige wijs (Present, indicatif).
Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)
Alle vervoegingen en tijden: Souffrir (lijden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Leerplan: Franse les - États physiques et sensations (Fysieke toestanden en sensaties)
Onvoltooid tegenwoordige tijd van souffrir
| Frans | Nederlands |
|---|---|
| (je/j') souffre | ik lijd |
| (tu) souffres | jij lijdt |
| (il/elle/on) souffre | hij/zij/men lijdt |
| (nous) souffrons | wij lijden |
| (vous) souffrez | jullie lijden/u lijdt |
| (ils/elles) souffrent | zij lijden |
Voorbeeldzinnen
| Frans | Nederlands |
|---|---|
| Je souffre de fatigue après le travail. | Ik lijd na het werk aan vermoeidheid. |
| Tu souffres quand tu as la douleur. | Je lijd wanneer je pijn hebt. |
| Elle souffre parce qu’elle a froid souvent. | Ze lijdt omdat ze het vaak koud heeft. |
| Nous souffrons quand nous sommes malades. | We lijden als we ziek zijn. |
| Vous souffrez de la faim si vous ne mangez pas. | Je hebt honger als je niet eet. |
| Ils souffrent du sommeil quand ils ne dorment pas. | Ze lijden aan slaap als ze niet slapen. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
souffres, souffrent, souffrons, souffrez, souffre
1.
Ils ... du sommeil quand ils ne dorment pas.
(Ze lijden aan slaap als ze niet slapen.)
2.
Elle ... parce qu’elle a froid souvent.
(Ze lijdt omdat ze het vaak koud heeft.)
3.
Tu ... quand tu as la douleur.
(Je lijd wanneer je pijn hebt.)
4.
Vous ... de la faim si vous ne mangez pas.
(Je hebt honger als je niet eet.)
5.
Nous ... quand nous sommes malades.
(We lijden als we ziek zijn.)
6.
Je ... de fatigue après le travail.
(Ik lijd na het werk aan vermoeidheid.)