Risquer (risiceren) - Imparfait, indicatif (Imperfectum, indicatief)

 Risquer (risiceren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Risquer - Vervoeging van risiceren in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de imparfait, indicatief (Imparfait, indicatif).

Imparfait, indicatif (Imperfectum, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Risquer (risiceren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leerplan: Franse les - Être à la retraite (Met pensioen gaan)

Verbuiging van risiceren in de imparfait

Frans Nederlands
(je/j') risquais ik risiceerde
(tu) risquais jij riskeerde
(il/elle/on) risquait hij/zij/men riskeerde
(nous) risquions wij risiceerden
(vous) risquiez jullie risiceerden
(ils/elles) risquaient zij risiceerden

Voorbeeldzinnen

Frans Nederlands
Je risquais de ne pas être libre. Ik riskeerde niet vrij te zijn.
Tu risquais que ça soit stressant. Jij risiceerde dat het stressvol zou zijn.
Il risquait d'être au chômage. Hij liep het risico werkloos te worden.
Nous risquions d'aller en maison de retraite. Wij riskeerden naar een bejaardentehuis te gaan.
Vous risquiez de ne pas beaucoup économiser. U riskeerde niet veel te besparen.
Ils risquaient d'échouer votre projet personnel. zij riskeerden uw persoonlijke project te laten mislukken

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

risquaient, risquions, risquais, risquait, risquiez

1.
Je ... de ne pas être libre.
(Ik riskeerde niet vrij te zijn.)
2.
Tu ... que ça soit stressant.
(Jij risiceerde dat het stressvol zou zijn.)
3.
Il ... d'être au chômage.
(Hij liep het risico werkloos te worden.)
4.
Nous ... d'aller en maison de retraite.
(Wij riskeerden naar een bejaardentehuis te gaan.)
5.
Vous ... de ne pas beaucoup économiser.
(U riskeerde niet veel te besparen.)
6.
Ils ... d'échouer votre projet personnel.
(Zij riskeerden uw persoonlijke project te laten mislukken)