Préférer (voorkeur geven aan) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Préférer (voorkeur geven aan) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Préférer - Verbuiging van voorkeur geven aan in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de onvoltooid tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Present, indicatif).

Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Préférer (voorkeur geven aan) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leerplan: Franse les - Saisons, mois et parties de l'année (Seizoenen, maanden en delen van het jaar)

Onvoltooid tegenwoordige tijd van voorkeur geven aan

Frans Nederlands
(je/j') je préfère ik geef voorkeur aan
tu préfères jij geeft voorkeur aan
il/elle/on préfère hij/zij/men geeft voorkeur aan
nous préférons wij geven voorkeur aan
vous préférez u geeft de voorkeur aan
ils/elles préfèrent zij geven de voorkeur aan

Voorbeeldzinnen

Frans Nederlands
Je préfère l'été quand il fait beau. Ik geef de voorkeur aan de zomer wanneer het mooi weer is.
Tu préfères janvier ou décembre pour les vacances ? jij geeft de voorkeur aan januari of december voor de vakantie
Il préfère attendre l'automne pour voyager. hij geeft de voorkeur aan om in de herfst te reizen
Nous préférons le printemps avec le soleil doux. Wij geven voorkeur aan de lente met de zachte zon.
Vous préférez organiser les vacances en été ? U geeft de voorkeur aan vakanties in de zomer te organiseren
Ils préfèrent les journées chaudes de juillet. zij geven de voorkeur aan de warme dagen van juli

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

on, vous préférez, ils, préfèrent, nous préférons, tu préfères, je préfère, préfère

1.
... ... les journées chaudes de juillet.
(Zij geven de voorkeur aan de warme dagen van juli)
2.
... le printemps avec le soleil doux.
(Wij geven voorkeur aan de lente met de zachte zon.)
3.
Il ... attendre l'automne pour voyager.
(Hij geeft de voorkeur aan om in de herfst te reizen)
4.
... janvier ou décembre pour les vacances ?
(Jij geeft de voorkeur aan januari of december voor de vakantie)
5.
... organiser les vacances en été ?
(U geeft de voorkeur aan vakanties in de zomer te organiseren)
6.
... l'été quand il fait beau.
(Ik geef de voorkeur aan de zomer wanneer het mooi weer is.)