Porter (dragen) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief) Delen Gekopieerd!
Porter - vervoeging van dragen in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Present, indicatif).
Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)
Alle vervoegingen en tijden: Porter (dragen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Leerplan: Franse les - Au magasin de vêtements (In de kledingwinkel)
Tegenwoordige tijd van het werkwoord dragen
| Frans | Nederlands |
|---|---|
| (je/j') porte | ik draag |
| (tu) portes | jij draagt |
| (il/elle/on) porte | hij/zij/men draagt |
| (nous) portons | wij dragen |
| (vous) portez | u draagt |
| (ils/elles) portent | zij dragen |
Voorbeeldzinnen
| Frans | Nederlands |
|---|---|
| Je porte une chemise bleue aujourd'hui. | Ik draag vandaag een blauw overhemd. |
| Tu portes le pantalon noir en ce moment. | Je draagt op dit moment de zwarte broek. |
| Elle porte une jupe rouge au magasin. | Zij draagt een rode rok in de winkel. |
| Nous portons des vestes pour le froid. | Wij dragen jassen tegen de kou. |
| Vous portez les chaussures que vous aimez. | Je draagt de schoenen die je mooi vindt. |
| Ils portent des gants quand il fait froid. | Ze dragen handschoenen als het koud is. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
portez, portons, porte, portent, portes
1.
Tu ... le pantalon noir en ce moment.
(Je draagt op dit moment de zwarte broek.)
2.
Je ... une chemise bleue aujourd'hui.
(Ik draag vandaag een blauw overhemd.)
3.
Ils ... des gants quand il fait froid.
(Ze dragen handschoenen als het koud is.)
4.
Vous ... les chaussures que vous aimez.
(Je draagt de schoenen die je mooi vindt.)
5.
Nous ... des vestes pour le froid.
(Wij dragen jassen tegen de kou.)
6.
Elle ... une jupe rouge au magasin.
(Zij draagt een rode rok in de winkel.)