Mettre (zetten) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Mettre (zetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Mettre - Verbuiging van zetten in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Present, indicatif).

Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Mettre (zetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leerplan: Franse les - Apparence physique (Fysiek en uiterlijk)

Tegenwoordige tijd van het werkwoord mettre

Frans Nederlands
(je/j') je/ j' mets ik zet/j zet
tu mets jij zet
il/elle/on met hij/zij/men zet
nous mettons wij zetten
vous mettez jullie zetten/u zet
ils/elles mettent zij zetten

Voorbeeldzinnen

Frans Nederlands
Je mets la farine dans la balance. Ik zet de bloem op de weegschaal.
Tu mets le sel dans la recette. jij zet het zout in het recept
Elle met souvent de l’huile dans la cuisine. zij zet vaak olie in de keuken
Nous mettons le poivre pour assaisonner. Wij zetten de peper om te kruiden.
Vous mettez le sucre dans la pâte. U zet de suiker in het deeg.
Ils mettent les épices avant de mélanger. zij zetten de kruiden voordat ze mengen

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

ils, on, nous mettons, mets, tu mets, je, met, vous mettez, mettent

1.
... le sucre dans la pâte.
(U zet de suiker in het deeg.)
2.
Elle ... souvent de l’huile dans la cuisine.
(Zij zet vaak olie in de keuken)
3.
... le poivre pour assaisonner.
(Wij zetten de peper om te kruiden.)
4.
... ... la farine dans la balance.
(Ik zet de bloem op de weegschaal.)
5.
... le sel dans la recette.
(Jij zet het zout in het recept)
6.
... ... les épices avant de mélanger.
(Zij zetten de kruiden voordat ze mengen)