Manger (eten) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Manger (eten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Manger - Verbuiging van eten in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aanvoegende wijs (Present, indicatif).

Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Manger (eten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leerplan: Franse les - Nourriture quotidienne (Dagelijks eten)

Vervoeging van eten in de tegenwoordige tijd

Frans Nederlands
(je/j') mange ik eet
(tu) manges jij eet
(il/elle/on) mange hij/zij/men eet
(nous) mangeons wij eten
(vous) mangez jullie eten
(ils/elles) mangent zij eten

Voorbeeldzinnen

Frans Nederlands
Je mange du pain avec du beurre. Ik eet brood met boter.
Tu manges des pâtes pour le déjeuner. Je eet pasta voor de lunch.
Il mange le poulet au dîner. Hij eet kip bij het avondeten.
Nous mangeons du riz et du poisson. Wij eten rijst en vis.
Vous mangez une pomme de terre cuite. Je eet een gekookte aardappel.
Ils mangent du fromage avec le repas. Ze eten kaas bij de maaltijd.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

mangez, mangent, manges, mange, mangeons

1.
Il ... le poulet au dîner.
(Hij eet kip bij het avondeten.)
2.
Je ... du pain avec du beurre.
(Ik eet brood met boter.)
3.
Nous ... du riz et du poisson.
(Wij eten rijst en vis.)
4.
Tu ... des pâtes pour le déjeuner.
(Je eet pasta voor de lunch.)
5.
Vous ... une pomme de terre cuite.
(Je eet een gekookte aardappel.)
6.
Ils ... du fromage avec le repas.
(Ze eten kaas bij de maaltijd.)