Faire (doen) - Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Faire (doen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Faire - Verbuiging van doen in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, bedrijvende wijs (Present, indicatif).

Present, indicatif (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Faire (doen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leerplan: Franse les - Appareils ménagers (Huishoudelijke apparaten)

Tegenwoordige tijd van doen

Frans Nederlands
(je/j') fais ik doe
(tu) fais jij doet
(il/elle/on) fait hij/zij/men doet
(nous) faisons we doen
(vous) faites jullie doen/u doet
(ils/elles) font zij doen

Voorbeeldzinnen

Frans Nederlands
Je fais beau ce vendredi matin. Het is mooi weer deze vrijdagmorgen.
Tu fais du vent cet après-midi. Je blaast deze namiddag.
Il fait froid et il neige aujourd'hui. Het is koud en het sneeuwt vandaag.
Nous faisons chaud ce samedi soir. Wij maken het warm deze zaterdagavond.
Vous faites mauvais temps jeudi. Het is slecht weer donderdag.
Ils font un orage ce week-end. Ze maken dit weekend een onweersbui.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

fais, faites, font, faisons, fait

1.
Ils ... un orage ce week-end.
(Ze maken dit weekend een onweersbui.)
2.
Il ... froid et il neige aujourd'hui.
(Het is koud en het sneeuwt vandaag.)
3.
Tu ... du vent cet après-midi.
(Je blaast deze namiddag.)
4.
Nous ... chaud ce samedi soir.
(Wij maken het warm deze zaterdagavond.)
5.
Vous ... mauvais temps jeudi.
(Het is slecht weer donderdag.)
6.
Je ... beau ce vendredi matin.
(Het is mooi weer deze vrijdagmorgen.)