Danser (dansen) - Passe_compose, indicatif (Volt verleden tijd, indicatief)

 Danser (dansen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Danser - Vervoeging van dansen in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voltooid tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Passe_compose, indicatif).

Passe_compose, indicatif (Volt verleden tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Danser (dansen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leerplan: Franse les - Sortie du vendredi soir (Vrijdagavond uit)

Vervoeging van dansen in passé composé

Frans Nederlands
(je/j') j'ai dansé ik heb gedanst
tu as dansé jij hebt gedanst
il/elle/on a dansé hij/zij/men heeft gedanst
nous avons dansé wij hebben gedanst
vous avez dansé jullie hebben gedanst
ils/elles ont dansé zij hebben gedanst

Voorbeeldzinnen

Frans Nederlands
J'ai dansé à la boîte de nuit vendredi soir. Ik heb vrijdagavond in de nachtclub gedanst.
Tu as dansé sur la piste de danse hier soir. Je hebt gisteravond op de dansvloer gedanst.
Il a dansé avec un ami au spectacle. Hij heeft met een vriend gedanst bij de voorstelling.
Nous avons dansé toute la soirée avec la musique. We hebben de hele avond gedanst op de muziek.
Vous avez dansé après le cocktail au cinéma. Jullie hebben gedanst na de borrel in de bioscoop.
Ils ont dansé et chanté pour l'ambiance au théâtre. Ze hebben gedanst en gezongen voor de sfeer in het theater.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

dansé, j'ai dansé, on, nous avons dansé, vous avez dansé, a, tu as dansé, ont, ils

1.
... à la boîte de nuit vendredi soir.
(Ik heb vrijdagavond in de nachtclub gedanst.)
2.
... sur la piste de danse hier soir.
(Je hebt gisteravond op de dansvloer gedanst.)
3.
... ... ... et chanté pour l'ambiance au théâtre.
(Ze hebben gedanst en gezongen voor de sfeer in het theater.)
4.
... toute la soirée avec la musique.
(We hebben de hele avond gedanst op de muziek.)
5.
... après le cocktail au cinéma.
(Jullie hebben gedanst na de borrel in de bioscoop.)
6.
Il ... d...nsé ...vec un ...mi ...u spect...cle.
(Hij heeft met een vriend gedanst bij de voorstelling.)